Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0470/GV, 16 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/470/GV

betreft: [klager] datum: 16 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 februari 2015 genomen beslissing van de (toenmalige) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. E.M. Steller om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager gedraagt zich als een modelgedetineerde. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd.
Hij was een ontkennende verdachte, is nu een bekennende verdachte en wil zijn probleem aanpakken. Hij heeft besloten zich te laten behandelen binnen de p.i. Daartegenover staat de niet onderbouwde stelling dat er een hoog risico bestaat dat klager zich
aan voorwaarden zou onttrekken. Dit lijkt niet aan te sluiten bij zijn gedrag in de inrichting. De stelling van de politie dat onrust in de wijk niet uit te sluiten is en dat die onrust zou voortkomen uit het feit dat klager mensen zou hebben begluurd,
is puur speculatief. Klager is daarvoor niet veroordeeld. Het aangetroffen voetspoor van de gluurder komt niet overeen met klagers voeten. Hij is hiervan dan ook vrijgesproken.
Als klager niet voor verloven in aanmerking komt is van fasering geen sprake en is niet uit te sluiten dat zijn motivatie voor behandeling zal afnemen. Het behandeltraject is als voorwaarde gesteld voor fasering. Klager heeft recht op een zo soepel
mogelijke terugkeer in de maatschappij. Daarbij past een periode van verloven en van toenemende vrijheden. Er is sprake van een onzorgvuldige belangenafweging. Tijdens vorige detentie(s) is klager altijd netjes op verlof geweest en is hij altijd zijn
verplichtingen nagekomen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het advies van de politie is niet alleen gebaseerd op een ‘gluurincident’. Klager is bekend in de wijk vanwege zijn veelvuldige gluurgedrag. Door dit gedrag is er veel maatschappelijke onrust ontstaan in de wijk. De impact die de terugkeer van klager
in
de wijk heeft, wordt door de politie goed omschreven. De politie acht de kans op maatschappelijke onrust aanwezig indien klager terugkeert in deze wijk. Hierdoor wordt het verlofadres niet aanvaardbaar geacht. De kans op maatschappelijke onrust is
reëel. Van een te zwaar gewogen politieadvies is geen sprake. Bij klager, die recidivist is met betrekking tot zedendelicten, is een hoge kans op het onttrekken aan voorwaarden geconstateerd. Nu klager geen ontkennende verdachte meer is en sinds kort
wel deelneemt aan een ambulante behandeling zal eerst moeten blijken of het recidiverisico afneemt. Op dit moment is het te vroeg om te constateren of deze risico’s niet meer of minder aanwezig zijn.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met de toename van het geweld met betrekking tot zedendelicten en gelet op het advies van de politie dat inhoudt dat vrijheden maatschappelijke
onrust kunnen veroorzaken. Hij is eind januari 2015 begonnen met ambulante behandeling bij de GGZ. Wanneer klager verder in zijn behandeling is, kan eventueel aan fasering worden gedacht.
Het OM heeft positief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
De politie heeft aangegeven dat er op zich geen bezwaren zijn indien klager zijn verlof doorbrengt op het opgegeven verlofadres maar dat hij voor veel onrust heeft gezorgd in deze woonwijk. Bij buurtbewoners staat klager bekend als gluurder. Onrust in
de wijk valt niet uit te sluiten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek, wegens verkrachting.
De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 15 februari 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het advies van de politie waarop de afwijzing van klagers verlofaanvraag voornamelijk is gebaseerd volgt dat de politie op zich geen bezwaar heeft indien klager verlof doorbrengt op het opgegeven verlofadres. Vervolgens is door de politie een
negatief advies uitgebracht omdat gevreesd wordt voor maatschappelijke onrust die samenhangt met de verdenking dat klager in het verleden heeft gegluurd bij buurtbewoners. Klager heeft gesteld dat hij is vrijgesproken van dit feit en dat bewezen is dat
het aangetroffen voetspoor niet van hem is.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is de afwijzing van klagers verzoek op grond van het feit dat hij meerdere keren is veroordeeld voor een zedendelict en de verwachting dat mogelijk onrust in de buurt zou kunnen ontstaan omdat klager bekend zou
staan als gluurder, terwijl dit door klager gemotiveerd is betwist en op de grond van de stukken niet vast is komen staan, onvoldoende om klagers verlofverzoek af te wijzen. Daarbij komt dat door het OM positief is geadviseerd ter zake van
verlofverlening.
De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van
twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven