Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0172/GB, 14 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/172/GB

Betreft: [klager] datum: 14 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Holleeder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 30 juni 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Zwaag te Hoorn. Op 7 januari 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van beperkte gemeenschap en een normaal
beveiligingsniveau geldt. Inmiddels is klager horizontaal overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Almere.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wenst in aanmerking te komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) en kan zich niet vinden in de plaatsing in een inrichting met een normaal beveiligingsniveau. Hij
kan zich niet verenigen met de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift, nu daarin geen blijk wordt gegeven van het feit dat klager deelneemt aan een afbouwtraject van zijn middelengebruik en dat sinds deelname daaraan de waarden dalende zijn.
Daarbij
is van belang dat de laatste uitslag van de urinecontrole van 21 januari 2015 negatief is bevonden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bij de selectie voor een plaatsing in een b.b.i. dient een gedetineerde gedurende een langere periode geen middelen te gebruiken. Het siert klager dat hij deelneemt aan
een afbouwtraject van zijn middelengebruik, maar hij is niet in staat gebleken geen middelen meer te gebruiken. Klager blijft drugs gebruiken, wat een contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i. is. Verder heeft klager tijdens zijn voorwaardelijke
invrijheidstelling van een vorige detentie een nieuw strafbaar feit gepleegd, waaruit blijkt dat er ook problemen bestaan betreffende het zich houden aan afspraken. Op basis hiervan komt klager nog niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant van maximaal
achttien maanden hebben, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd.

4.3. Uit het selectieadvies van 18 december 2014 blijkt dat de urinecontroles van klager stelselmatig positief bevonden worden, wat een contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i. vormt. Ten tijde van de beslissing van 7 januari 2015 klager over
te
plaatsen naar de p.i. Almere was nog geen sprake van een kentering. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat middelengebruik als ongewenst gedrag wordt beschouwd in een inrichting. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing
van
de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd betreffende het afbouwtraject en de controle van 21 januari 2015 is een
positieve ontwikkeling, doch doet niet af aan de feiten en omstandigheden ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 14 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven