Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0544/GA, 7 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/544/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.S. van Oversteeg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Er dient een afweging te worden gemaakt tussen het belang van een gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.
De
twee positieve urinecontroles en het negatieve advies leiden volgens de beklagcommissie in redelijkheid tot een nadelige belangenafweging voor klager. Echter, de verlofprocedure heeft geen punitief karakter. Klager functioneert goed in de inrichting.
Hij is gemotiveerd om te stoppen met middelengebruik. Voorts wordt afgevraagd of de wijkagent een oordeel kan geven over het recidiverisico. Dit is voorbehouden aan de reclassering en andere gedragsdeskundigen. De fictieve einddatum komt steeds meer in
zicht, namelijk op 17 mei 2015. Het belang van klager klemt steeds meer. Voor deze datum moet een begin worden gemaakt met de resocialisatie.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is aangevoerd dat klager in de drie maanden voorafgaand aan de verlofaanvraag tweemaal disciplinair is gestraft wegens drugsgebruik en eenmaal wegens het overnemen en
inslikken van contrabande tijdens het bezoekmoment. Daarbij zijn er negatieve adviezen gegeven.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld en ondergaat een gevangenisstraf wegens – kort gezegd – diefstal in vereniging. Aansluitend dient hij diverse maatregelen te ondergaan. De fictieve einddatum valt op of omstreeks 18 april 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Dit vanwege het feit dat klager onderwerp van gesprek is bij het Veiligheidshuis en het feit dat klager positief heeft gescoord bij urinecontroles.
De politie is tweemaal langsgeweest op het verlofadres, maar heeft niemand aangetroffen. Op het verzoek om contact op te nemen is niet gereageerd. Er is negatief geadviseerd wegens een grote mate van recidivegevaar.

Uit het selectieadvies van de locatie Zoetermeer blijkt dat klager voorafgaand aan zijn verlofaanvraag voor oktober 2014 op 12 augustus 2014 en 22 september 2014 positief heeft gescoord op middelengebruik. Tevens is niet weersproken dat klager ook
disciplinair is gestraft wegens het aannemen en inslikken van contrabande tijdens het bezoekmoment. De afwijzing van de verlofaanvraag is in overeenstemming met het Drugsontmoedigingsbeleid. De beroepscommissie is van oordeel dat bovengenoemde
omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Mede gezien de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, kan hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven