nummer: 15/690/GV
betreft: [klager] datum: 7 april 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 maart 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist dat het klager is toegestaan onder begeleiding tijdelijk de inrichting te verlaten in het kader van incidenteel verlof.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op eigen verzoek overgeplaatst vanuit België naar Nederland. Hij is al sinds 11 februari 2014 gedetineerd. Zijn gedrag binnen detentie heeft de Staatssecretaris niet
meegewogen in de bestreden beslissing. Ook zijn gedrag tijdens eerdere detenties is niet meegewogen. Klager heeft nog voorgesteld om twee in burger geklede bewaarders mee te sturen, maar hier is niet op gereageerd.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft verzocht om onbegeleid incidenteel verlof om de uitvaartplechtigheid van de overleden moeder van zijn vriendin bij te wonen. Gelet op de
einddatum van klagers detentie, oktober 2016, en het feit dat er op dit moment nog onvoldoende kan worden ingeschat of klager zich aan afspraken kan houden nu hij pas sinds 21 januari 2015 in Nederland is gedetineerd, is besloten om klager incidenteel
verlof onder begeleiding van de Dienst Vervoer en Ondersteuning toe te kennen, ondanks dat klager eerder heeft aangegeven dit niet te willen. Hiermee is hem de kans geboden om afscheid te nemen. De laatst bekende detentie van klager dateert uit 2009.
Klager heeft destijds deelgenomen aan een penitentiair programma. Het voorgaande is niet vermeld in het advies vrijheden en het is reeds langere tijd geleden. Nu klager gedurende zijn huidige detentie nog geen vrijheden heeft genoten, is het volgens de
Staatssecretaris gerechtvaardigd om vrijheden vooralsnog onder begeleiding te laten plaatsvinden.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad heeft te kennen gegeven het lastig te vinden om een inschatting te kunnen maken of klager zal terugkeren in de inrichting gezien zijn korte verblijf in de p.i. Lelystad en het feit dat de
inrichting nog niet de beschikking heeft over een reclasseringsadvies.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd.
De politie heeft zich van advies onthouden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een in België opgelegde gevangenisstraf van 1460 dagen met aftrek, wegens een opiumdelict. Sinds 11 februari 2014 is klager in het kader van de wet Wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafvonnissen in Nederland gedetineerd. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 oktober 2016. Aansluitend dient hij eventueel een vervangende hechtenis van zeven dagen te ondergaan op grond van de Lex Mulder.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. Ingevolge het tweede lid kan incidenteel verlof indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.
Ingevolge artikel 24 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend in verband met het overlijden van de levenspartner, of een kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde. Op grond van het tweede lid kan het bezoek
bestaan uit het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.
Klager heeft verzocht om onbegeleid incidenteel verlof om de uitvaartplechtigheid van zijn schoonmoeder bij te wonen. Nu klager pas sinds 21 januari 2015 in Nederland is gedetineerd, hij nog geen vrijheden heeft genoten, de directeur van de p.i.
Lelystad aangeeft het lastig te vinden op dit moment een inschatting te maken van het vluchtrisico en klager nog een strafrestant heeft van ruim anderhalf jaar, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris om klager toe
te staan onder begeleiding afscheid te laten nemen van zijn overleden schoonmoeder, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Dat bij de beslissing klagers gedrag gedurende een vorige detentie in 2009 niet is meegewogen is – gelet op de
inmiddels verstreken tijd sinds die detentie – niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 april 2015
secretaris voorzitter