Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4779/GA, 31 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4779/GA

betreft: [klager] datum: 31 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager en de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2015, gehouden in de p.i. Lelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van twee paar schoenen na klagers overplaatsing van de p.i. Zwolle naar de locatie Esserheem te Veenhuizen.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en klager een tegemoetkoming toegekend van € 300,=.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager stelt dat dat hij onder andere in het bezit was van een paar nette schoenen en een paar sportschoenen van het merk Roberto Botticelli. Klager heeft dit niet aangetoond middels invoerformulieren. Klager is vanuit de strafcel overgeplaatst naar de
locatie Esserheem en de ontruiming van klagers cel is geschied door twee personeelsleden. De beklagrechter heeft vastgesteld dat geen sprake is van onduidelijkheden en tekortkomingen in het ontruimingsverslag. Hetgeen op het ontruimingsverslag staat is
verzonden en klager heeft geen schriftelijk bewijs van de locatie Esserheem toegevoegd. Het is onvoldoende aannemelijk dat twee paar schoenen niet zijn verzonden en na tekenen voor ontvangst gaat de verantwoordelijkheid over op de ontvangende
inrichting. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
Subsidiair wordt aangevoerd dat in het onderhavige geval de omvang van de schade niet eenvoudig is vast te stellen, nu klager geen invoerformulieren en aankoopbonnen heeft overgelegd dan wel anderszins de waarde van de schoenen heeft aangetoond.
Derhalve dienen geen schadevergoedingsaspecten te worden betrokken bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 7 april 2014 in afzondering geplaatst en op 9 april 2014 heeft hij bij het bezoek van zijn ouders twee paar schoenen van het merk Roberto Botticelli gekregen. Op 25 april 2014 zijn klagers goederen in de locatie Esserheem aangekomen.
Klager
heeft bij de badafdeling met de badmeester de twee dozen opengemaakt en toen bleek dat de twee paar schoenen weg waren. De badmeester heeft direct met de p.i. Zwolle gebeld. Klager is het niet eens met de tegemoetkoming van € 300,= .

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van klager overweegt de beroepscommissie dat ingevolge artikel 69, eerste lid, tweede volzin en artikel 61, vijfde lid van de Pbw het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de
uitspraak dient te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. De uitspraak van de beklagrechter is
blijkens een aantekening op de uitspraak op 18 december 2014 aan klager en de directeur toegezonden. De directeur heeft op 23 december 2014 beroep ingesteld en daarbij aangegeven de uitspraak van de beklagrechter op 22 december 2014 te hebben
ontvangen.
Bij brief van 7 januari 2015 heeft de Raad klager bericht dat de directeur beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift van klager is op 30 januari 2015 door de Raad ontvangen. Het beroepschrift is derhalve te laat ingediend. Nu klager in zijn beroep
niets
heeft aangevoerd op grond waarvan de beroepscommissie kan beoordelen of het beroep tijdig is ingediend, is klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Hetgeen door de directeur in beroep is aangevoerd ten aanzien van de gegrondverklaring van het beklag kan, voor zover dat is komen vast te staan, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagrechter. Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat de twijfel wanneer en door wiens toedoen twee paar schoenen zijn zoek geraakt in het voordeel van klager behoort te worden uitgelegd. Het beroep zal derhalve in zoverre
ongegrond
worden verklaard.

Ten aanzien van de aan klager toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.
In zijn klaagschrift van 25 april 2014 stelt klager dat hij na zijn overplaatsing twee paar sportschoenen mist. In zijn klaagschrift van 30 april 2014 stelt klager echter dat hij één paar sportschoenen en één paar herenschoenen mist, beide van het merk
Roberto Botticelli.
De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de
bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de omvang van de schade naar het oordeel van de beroepscommissie niet eenvoudig vast te stellen nu niet duidelijk is wat voor soort schoenen het betreft. Voorts zijn door klager
geen aankoopbonnen overgelegd. De beroepscommissie zal derhalve geen schadevergoedingsaspecten betrekken bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open. De
beroepscommissie kan zich niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep van de directeur zal dan ook in zoverre gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een lagere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur tegen de gegrondverklaring van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven