Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0116/GA, 1 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/116/GA

betreft: [klager] datum: 1 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 december 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur tot intrekking van de toekomstige verloven van klager wegens cannabisgebruik.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Door de directeur is besloten dat klager niet meer op onbegeleid verlof mag als gevolg van klagers cannabisgebruik. De omstandigheid dat klager nog geen concreet verzoek tot onbegeleid verlof heeft ingediend doet daar niets aan af. In de bestreden
uitspraak wordt door de directeur niet ontkend dat klager niet meer op onbegeleid verlof mag.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 17 januari 2014 in de FPA Vught op basis van zijn ISD-maatregel. In het besluit van de selectiefunctionaris van 16 januari 2014, waarbij klager in de FPA is geplaatst, zijn de voorwaarden voor plaatsing in de laatste fase van ISD
opgenomen. Een van de voorwaarden is dat klager zich onthoudt van gebruik van een middel, vermeld in de Opiumwet, anders dan onder medisch toezicht. Gebleken is dat klager zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het gebruik van cannabis.
In genoemde selectiebeslissing staat voorts dat de directeur belast is met de uitvoering van de maatregel ISD. Gebleken is dat klager tijdens zijn verblijf in de FPA al meerdere keren verlof heeft gehad. Het verlenen van verlof is in klagers geval
echter niet conform de voorschriften geschied. Een verzoek tot vrijheden dient aan de directeur te worden voorgelegd en dat is in dit geval niet gebeurd. Het is derhalve niet juist dat de directeur verlof heeft geweigerd. Klager was op de hoogte van de
afspraak dat hij geen middelen mag gebruiken. De klacht dient ongegrond te worden verklaard.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 44 e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm), ligt de algemene verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de laatste fase van de maatregel buiten de inrichting bij de directeur. Een verzoek om verlof dient derhalve
aan
de directeur te worden voorgelegd. Uit de reactie van de directeur aan de commissie van toezicht van 3 december 2014 blijkt dat klager al meerdere keren verlof heeft gehad. In klagers geval zijn deze verzoeken om verlof echter niet aan de directeur
voorgelegd en de directeur heeft dan ook geen beslissing genomen. Door klager wordt gesteld dat hem op 6 oktober 2014 mondeling is medegedeeld dat zijn toekomstige onbegeleide verloven zijn ingetrokken wegens cannabisgebruik. Nu er geen verzoek tot
vrijheden aan de directeur is voorgelegd en er dus geen weigering van verlof heeft plaatsgevonden, terwijl zich in het dossier geen schriftelijke stukken bevinden met betrekking tot een intrekking van klagers verlof door de directeur kan hetgeen in
beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 1 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven