Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0687/GV, 31 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/687/GV

betreft: [klager] datum: 31 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.N.G.M. Starmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 maart 2015 genomen beslissing van de (toenmalige) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

alsmede van de onderliggende stukken, alsook van de uitspraak van de schorsingsvoorzitter van 6 maart 2015.

De beroepscommissie heeft de (toenmalige) Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op verzoek van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris op 26 maart 2015 nader geïnformeerd dat het eetcafé van klager nog geopend zou kunnen zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De (toenmalige) Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Dat strafonderbreking noodzakelijk is, blijkt uit de historie en het feit dat klager zijn activiteiten van zijn onderneming behoorlijk moet kunnen overdragen. Er is bijna tien jaar verstreken voordat tot executie van de straf is overgegaan. Klager
heeft
al het mogelijke vanuit de gevangenis proberen te regelen en organiseren. Dit kan eenvoudig weg niet. Er kunnen geen papieren worden overgedragen, laat staan benodigde (bank-/notariële-) volmachten. De kok is druk bezig met de continuïteit van de
onderneming. Indienstneming van en instructie aan een nieuwe kok/personeel kan niet plaatsvonden door de aanwezige kok. Dit geldt ook voor het opstellen van een nieuw werkrooster. De administratieve werkzaamheden moeten worden overgedragen aan de
partner van klager. Zij zal door klager moeten worden geïntroduceerd bij de leveranciers/zakelijke relaties. Er is geen sprake van expliciete belemmeringen genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling). De
omstandigheden zijn dringend en hebben een zakelijk karakter zoals bedoeld in artikel 38 van de Regeling. Tevens wordt verwezen naar een passage uit een reclasseringsrapport van 9 april 2010. Klager wist dat de straf nog geëxecuteerd moest worden, maar
hij wist niet wanneer. Klager heeft de oproep van 23 december 2014 nimmer ontvangen.

Namens de (toenmalige) Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanuit de detentiesituatie kunnen vele zaken worden geregeld wanneer gedetineerden die beschikken over een eigen onderneming deze willen voortzetten. Het aanstellen van een zaakwaarnemer is een mogelijkheid om de zaken doorgang te laten vinden. Klager
was zeer lang op de hoogte van het feit dat hij nog een detentie zou moeten ondergaan. In tegenstelling tot hetgeen namens klager is aangevoerd, heeft klager een oproep ontvangen om zich op 23 december 2014 te melden in de penitentiaire inrichting
(p.i.) Lelystad. Dit heeft klager niet gedaan. De oproep is verzonden naar hetzelfde adres zoals bekend in de zogenoemde basis registratie personen (b.r.p.). Klager heeft ruim de tijd en gelegenheid gehad om zich voor te bereiden op zijn detentie.

Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp is akkoord met verlening van strafonderbreking voor de duur van twee weken.
Het openbaar ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking. Het delict betreft de illegale invoer van een niet geringe hoeveelheid hasjiesj. De kans op recidive is klein, er is geen sprake van maatschappelijke onrust en
geen
risico op dader-slachtofferconfrontatie.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf, opgelegd door het Landgericht Frankfurt op 15 maart 2005, van drie jaar en twee maanden, wegens – kort gezegd – invoer van drugs. Klager is overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Het strafrestant dat klager
in Nederland dient te ondergaan is ruim 25 maanden. Op 11 februari 2015 is de detentie aangevangen. De einddatum van de detentie valt op of omstreeks 20 maart 2017.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan
eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie
bestonden.

De beroepscommissie overweegt als volgt. De tenuitvoerlegging van de straf vindt tien jaar later dan de oplegging hiervan plaats. Onweersproken is dat klager in 2011 contact heeft gezocht over de tenuitvoerlegging van de straf. Niet uitgesloten kan
worden dat klager de oproep niet heeft ontvangen. Voorts heeft hij zijn verzoek deugdelijk onderbouwd. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat de afwijzende beslissing onvoldoende gemotiveerd is. Gelet daarop moet worden geoordeeld
dat
de beslissing van de (toenmalige) Staatssecretaris dient te worden vernietigd wegens een motiveringsgebrek. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Zij beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven