Nummer: 15/375/GB
Betreft: [klager] datum: 30 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Michels, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 februari 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 2 december 2014 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Grave. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar het h.v.b van de p.i. Almelo. Dit verzoek is op 2 februari 2015 afgewezen.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In vele zaken is het argument dat het de voorkeur heeft de preventief gehechte in het arrondissement van vervolging te plaatsen, niet doorslaggevend. Ook in hoger beroep wordt hieraan
niet vastgehouden. Veeleer geldt de regel van effectieve capaciteitsbenutting. Het beleidsargument dat de selectiefunctionaris aan de afwijzing van klagers verzoek ten grondslag legt, overtuigt dus allerminst. Daarbij komt dat geen enkele partij
bezwaar
maakt tegen de overplaatsing naar de p.i. Almelo. De rechter-commissaris heeft in het bevel tot bewaring aangegeven dat plaatsing in een inrichting in het oosten van het land nadrukkelijk de voorkeur genoot. Er is voor klager nog geen zicht op de
afwikkeling van zijn strafzaak, waardoor de verblijfsduur in het h.v.b. van de p.i. Grave nog niet te overzien is. Het belang van overplaatsing op grond van bezoek technische redenen, bestaat voor klager derhalve nog. Klager heeft geen mogelijkheid
gehad zijn verzoek nader te onderbouwen met bescheiden, waaruit blijkt dat een of meerdere familieleden, vanwege gezondheidsproblemen, niet tot (lang) reizen in staat zijn. Hij had hiertoe zonder veel moeite een schrijven kunnen inbrengen. Voorts
verzoekt klager om een tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het beleid is dat preventief gehechten worden ingesloten in het arrondissement van vervolging. Nu de strafzaak van klager in ‘s-Hertogenbosch wordt behandeld, is de plaatsing van klager in het h.v.b van de p.i. Grave derhalve conform het beleid.
Slechts
bij hoge uitzondering wordt van dit beleid afgeweken. Daartoe is naast een schriftelijk verzoek, een onderbouwing van een deskundige nodig. Klager voert aan dat zijn bezoek op medische gronden niet in staat is tot reizen, maar onderbouwt dit niet met
schriftelijke bescheiden. Het feit dat klager detentie ondergaat brengt nu eenmaal met zich mee dat het contact met relaties moeilijker zal verlopen. Het contact wordt echter niet onmogelijk geacht. De selectiefunctionaris verwijst naar een uitspraak
van de beroepscommissie van 23 juni 2003 (03/0699), waarin is opgenomen dat bezoekproblemen inherent zijn aan detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium vormen. Er is in deze geen sprake van een bijzondere omstandigheid.
Voorts staat in het bevel tot bewaring dat klager bij voorkeur in het oosten of het midden van het land geplaatst dient te worden. Het h.v.b. van de p.i. Grave voldoet aan deze criteria.
4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken en het verzoek onvoldoende is onderbouwd. De
beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.
4.2. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.3. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Slechts in bijzondere gevallen
kan er een uitzondering worden gemaakt. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een deskundige. Hetgeen de selectiefunctionaris ter onderbouwing van de bestreden beslissing
hieromtrent heeft aangevoerd, is derhalve in lijn met dit uitgangspunt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de problemen aangaande de bezoekmogelijkheden kan niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Het argument dat
familieleden vanwege medische redenen niet tot (lang) reizen in staat zijn, is ook in beroep niet feitelijk onderbouwd. Voorts acht de beroepscommissie het aannemelijk dat de geografische ligging van het h.v.b. van de p.i. Grave als “het oosten of
midden van het land” is aan te merken. Daarmee wordt ook voldaan aan de door de rechter-commissaris in het bevel tot bewaring gegeven aantekening van de plaats waar deze moet worden ondergaan, als bedoeld in artikel 78, vierde lid, Sv. De op de onder
3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van E.M. Breugem, secretaris, op 30 maart 2015
secretaris voorzitter