Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0512/GB, 30 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/512/GB

Betreft: [klager] datum: 30 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. de Jong, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 februari 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 1 augustus 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van unit 7 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Op 20 oktober 2014 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem, waar een regime van
beperkte
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 17 oktober 2014 is klager in kennis gesteld van het voornemen om hem over te plaatsen. Namens klager is hiertegen bezwaar gemaakt. De beslissing op bezwaar heeft lang op zich laten wachten.
Over deze gang van zaken is geklaagd bij de Commissie van Toezicht. Duidelijk werd dat er documenten waren zoekgeraakt. Met betrekking tot de bestreden beslissing betwist klager dat hij kennis zou hebben van de privéomstandigheden van een medewerker
van
de p.i. Vught en die kennis zou hebben gedeeld. Hij erkent dat klager de vader van de buurvrouw van de bewuste medewerker is. Echter heeft klager nimmer enige informatie – voor zover hem die al bekend zou zijn – gedeeld met anderen. Hij verbleef niet
eens op de afdeling waar de betreffende medewerker werkzaam was. De bestreden beslissing is op geen enkele manier onderbouwd met verklaringen. Ook wordt de bestreden beslissing niet onderbouwd door artikel 25 van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden (hierna: Regeling) jo. artikel 36 van de Pbw. Klager wordt namelijk regelmatig bezocht door zijn vriendin en pasgeboren dochter. Nu hij is overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem is de reisafstand
veel groter en zijn deze bezoekmomenten, mede veroorzaakt door de financiële situatie van klager en zijn vriendin, verminderd. Zijn persoonlijke omstandigheden verzetten zich derhalve tegen de overplaatsing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 14 oktober 2014 is een medewerker, de buurman van klagers dochter, aangesproken door een gedetineerde dat klager over hem spreekt en privéinformatie over hem deelt.
De informatie betrof de relatie van de betreffende medewerker met een collega en de woonplaats van zijn ex-partner; Curaçao. Op 16 oktober 2014 heeft de betreffende medewerker hiervan melding gemaakt. Deze informatie betreft de privésfeer van de
medewerker en het is niet in te schatten hoe andere gedetineerden omgaan met dit soort informatie, waardoor de orde en veiligheid in de inrichting geraakt zijn. Verder is klager niet verstoken van bezoek. Hij ontvangt regelmatig bezoek en indien de
reiskosten een probleem vormen, kan aan de gemeente om een tegemoetkoming worden gevraagd.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling bepaalt dat gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, in een gevangenis in het arrondissement van vestiging worden geplaatst tenzij een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van
de Pbw zich daartegen verzet. Klager is de vader van de buurvrouw van een medewerker van de p.i. Vught. Het enkele feit dat klager de betreffende medewerker kent, is onvoldoende grond om klager over te plaatsen naar een andere inrichting. Uit het
selectieadvies en een onderliggende verklaring van de betreffende medewerker blijkt echter dat klager zich heeft uitgelaten over de privésituatie van de betreffende medewerker ten overstaan van medegedetineerden. Het is de beroepscommissie voldoende
aannemelijk geworden dat deze informatie een onwerkbare situatie in de inrichting heeft kunnen veroorzaken, waardoor de orde en veiligheid in de inrichting is aangetast. Gelet op de belangen, zoals genoemd in artikel 36, vierde lid, van de Pbw heeft de
selectiefunctionaris op grond van het bovenstaande kunnen beslissen dat de orde en veiligheid in de inrichting zich verzetten tegen een voortgezet verblijf van klager in de p.i. Vught.

4.3. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen, aangezien bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en er geen sprake is van bijzondere
omstandigheden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 30 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven