Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0036/SGB, 13 januari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:13-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/36/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 13 januari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L.R. Rommy, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, locatie PPC Scheveningen, te Scheveningen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 29 december 2014, tot overplaatsing naar de p.i.
Zoetermeer.
De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de beslissing op het bezwaarschrift van 6 januari 2015, het op 9 januari 2015 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de
selectiefunctionaris van 13 januari 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Hiertoe wordt verwezen naar hetgeen de behandel coördinator ter onderbouwing van het advies tot overplaatsing van klager heeft aangegeven. Zakelijk
weergegeven is verwoord dat klager in het PPC gedurende lange tijd contact heeft gehad met diverse therapeuten. Ook in dit individuele contact bleek een behandeling niet echt mogelijk. De contacten hadden vooral een ondersteunend karakter, waar klager
overigens wel baat bij had. Gelet op het feit dat er inmiddels drie behandelpogingen zijn gedaan die alle drie op niets zijn uitgelopen, en dat er op dit moment naast een PTSS behandeling geen indicatie meer is voor verblijf binnen een PPC, wordt
voorgesteld klager over te plaatsen naar een reguliere inrichting, waarbij het de voorkeur heeft klager te plaatsen op een EZV. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 13 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven