Nummer : 14/4389/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 2 december 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.H. Jebbink, namens
[...], verder verzoeker te noemen, thans niet gedetineerd.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 13 november 2014, tot oproeping om zich op 11 december 2014
te melden bij de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van een bij onherroepelijk vonnis opgelegde gevangenisstraf van in totaal 321 dagen.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van bezwaarschrift van 18 november 2014, de beslissing op het bezwaarschrift van 25 november 2014, het op 27 november 2014 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de
schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 1 december 2014.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Vast staat dat verzoeker een gevangenisstraf van 321 dagen zal moeten uitzitten terwijl er daarnaast nog een (aanzienlijke) ontnemingsvordering openstaat. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn de door en namens verzoeker aangevoerde
omstandigheden onvoldoende zwaarwegend om thans over te gaan tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. Weliswaar is het gevolg van de tenuitvoerlegging (het verlies van zijn betrekking) voor verzoeker zwaar te noemen, maar dat
is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – inherent aan de omstandigheid dat hij een langere detentie zal moeten ondergaan. De door verzoeker aangevoerde noodzaak voor ondersteuning van zijn echtgenote zijn – bij gebreke aan een nadere
feitelijke onderbouwing – eveneens, nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, onvoldoende zwaarwegend om een schorsing te rechtvaardigen. Gelet op het vorenstaande kon de selectiefunctionaris in redelijkheid de bestreden beslissing
nemen.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 2 december 2014
secretaris voorzitter