Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4387/SGB, 2 december 2014, schorsing
Uitspraakdatum:02-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4387/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 2 december 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. G.J.M. Kruizinga, namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans niet gedetineerd.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 10 november 2014, inhoudende een oproep om zich op 8
december
2014 bij de locatie Ooyerhoek Zutphen te melden, voor het ondergaan van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde gevangenisstraf van 18 dagen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het bezwaarschrift van 17 november 2014, de aanvulling op het bezwaarschrift van 21 november 2014, de beslissing op het bezwaarschrift van 25 november 2014, het op 28 november 2014 tegen de beslissing van de
selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 1 december 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. In het kader van de beoordeling van een schorsingsverzoek is de vraag naar de tenuitvoerlegging van een bij vonnis opgelegde gevangenisstraf niet aan de orde. De
wijze waarop de tenuitvoerlegging zal plaatsvinden, in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen, is niet in strijd met de wet. Het verweer dat de selectiefunctionaris bij de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift geen acht heeft geslagen op
de
nadere aanvulling van het bezwaarschrift wordt, nu uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris voldoende aannemelijk wordt dat deze aanvulling pas is ontvangen nadat op het bezwaarschrift was beslist, verworpen. Uit de reactie van de
selectiefunctionaris blijkt bovendien dat hij (naar aanleiding van de aanvulling van het bezwaarschrift) op 1 december 2014 bij het CJIB heeft geverifieerd of verzoeker inderdaad 18 dagen moet uitzitten. Volgens het CJIB is dat het geval. Er zijn –
naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter – geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die een uitstel van de tenuitvoerlegging zouden kunnen rechtvaardigen. Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de selectiefunctionaris – naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter – niet zodanig onredelijk of onbillijk, dat dit een toewijzing van het verzoek zou kunnen rechtvaardigen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 2 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven