Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2711/SGA, 4 augustus 2014, schorsing
Uitspraakdatum:04-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/2711/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 4 augustus 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. P.J. Verbeek, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 24 juli 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 24 juli 2014 om 16.00 uur en eindigend op 7 augustus 2014 .

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 augustus 2014.

1. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie heeft nog niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen. Nu uit het schorsingsverzoek voldoende aannemelijk wordt dat verzoeker een klaagschrift heeft gezonden aan de beklagcommissie, acht de
voorzitter verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker het personeel heeft uitgescholden en dat hij, bij de afhandeling
van
het ter zake opgemaakte verslag, fysiek geweld heeft proberen te gebruiken jegens de directeur en het afdelingshoofd en de ruit van de deur van de verblijfsruimte heeft vernield, waarbij hij zichzelf heeft verwond. Uit de reactie van de directeur wordt
voorts aannemelijk dat de mededeling van de oplegging van de disciplinaire straf is ondertekend door een plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Amsterdam Over-Amstel namens de directeur die het verslag heeft afgehandeld en beslist heeft tot
oplegging van de onderhavige disciplinaire straf. Die werkwijze is niet strijdig met het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 51 van de Pbw. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 augustus 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven