Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3433/GB, 29 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3433/GB

Betreft: [klager] datum: 29 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Koster, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 21 november 2014 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling Beheers Problematische Gedetineerden (BPG) ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 september 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere. Op 19 augustus 2014 is hij overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 16
september 2015.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft op zeer summiere gronden besloten klager over te plaatsen naar de BPG-afdeling. In de bestreden beslissing worden voornamelijk feiten en omstandigheden opgeworpen welke zouden zien op een verblijf in de p.i. Zuyder Bos. In
de p.i. Almere hebben echter geen incidenten plaatsgevonden welke de overplaatsing naar de p.i. Vught kunnen rechtvaardigen. Er is sprake van een onredelijke belangenafweging die ontoereikend is gemotiveerd.
Op 20 november 2014 heeft klager een rapport gekregen en hij is in een afzonderingscel geplaatst. Klager stelt dat hij niemand heeft bedreigd en dat hij ook niet heeft gescholden. Hij heeft de directeur nog niet gesproken. Klager vindt dat hij
onmenselijk wordt behandeld op de BPG-afdeling. Al twee keer eerder is geprobeerd om over klager een rapport op te maken. Bij binnenkomst is klager op de afdeling D geplaatst en vervolgens is hij doorgeplaatst naar afdeling C. Sinds drie weken
verblijft
klager op afdeling B. Klager heeft gehoord dat hij zal worden teruggeplaatst naar afdeling C.
Klagers raadsvrouw heeft hieraan toegevoegd dat de selectiefunctionaris een andere beschrijving van de gebeurtenissen in de p.i. Almere heeft gegeven dan de inrichting zelf. Klager wordt vooral als irritant ervaren, maar dat is onvoldoende reden voor
plaatsing op de BPG-afdeling in de p.i. Vught. Voorts zijn de genoemde incidenten niet ernstig genoeg. Gezien de tijd die klager nog in detentie moet doorbrengen is sprake van een onjuiste belangenafweging.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 25 september 2013 in de p.i. Almere geplaatst en hij is 15 oktober 2013 op eigen verzoek overgeplaatst naar de afdeling Extra Zorg Voorziening (EZV) van de locatie Zuyder Bos. Klager leende spullen van medegedetineerden, waaronder
telefoonkaarten en sigaretten, en hij betaalde de spullen niet terug. Klager is verschillende keren door personeel aangesproken op zijn negatieve gedrag maar dit heeft niet geholpen. Op 14 november 2013 is klager in gevecht geraakt met een
medegedetineerde van de EZV. Klager is op 25 november 2013 teruggeplaatst naar de p.i. Almere omdat zijn veiligheid niet meer gewaarborgd kon worden. In de p.i. Almere is klager verschillende keren disciplinair gestraft vanwege het niet opvolgen van
een opdracht van personeel op de arbeidszaal, positieve urinecontroles, het herhaaldelijk verstoren van de orde en veiligheid op de afdeling en het schelden en fysiek geweld jegens een personeelslid. Klager komt steeds weer in de problemen omdat hij
spullen leent van medegedetineerden en deze vervolgens niet teruggeeft. Dit heeft tot een vechtpartij geleid op 27 juli 2014 en klagers veiligheid kon niet meer worden gewaarborgd. Voorts was sprake van sabotage bij het arbeidsproces. De directeur van
de p.i. Almere heeft verzocht klager met spoed over te plaatsen naar een afdeling met een BPG-regime.

4. De beoordeling
In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in
een regime van (algehele of) beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris is voor zijn beslissing tot plaatsing van klager op de BPG-afdeling van de p.i. Vught afgegaan op het selectieadvies van de directeur van de p.i. Almere van 14 augustus 2014. Uit dit selectiefunctionaris komt naar voren dat
klager steeds betrokken was bij diverse opstootjes en vechtpartijen. Zijn medegedetineerden hebben aangegeven dat klager spullen van hen ontvreemd. Klagers gedrag wordt omschreven als zeer irritant. Als klager “nee” te horen krijgt gaat hij gooien met
spullen. Het personeel heeft klager regelmatig aangesproken op zijn gedrag. Klager belooft dan beterschap, maar komt zijn afspraken vervolgens niet na. De irritatie bij klagers medegedetineerden heeft op 27 juli 2014 geleid tot een vechtpartij. De
selectiefunctionaris heeft uit bovengenoemde gegevens omtrent klagers gedrag in redelijkheid kunnen opmaken dat klager met zijn gedrag een ernstig beheersrisico vormde voor het personeel en zijn medegedetineerden. Gelet hierop en mede gelet op het
feit
dat klager ook tijdens zijn verblijf in de locatie Zuyder Bos grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond, is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager over te plaatsen naar de BPG van de
p.i. Vught.
De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 29 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven