nummer: 14/4489/TA
betreft: [klager] datum: 26 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 november 2014 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.R. Ytsma, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en [...],
stafjuristen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een kamercontrole op 3 juli 2014.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is beschuldigd van iets wat niet is bewezen. Dat zet de behandelrelatie enorm onder druk. Doordat ten onrechte een kamercontrole is
uitgevoerd is klagers recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer geschonden.
Klager heeft met een afdelingstelefoon een medewerker van de afdeling Financiën gebeld en niet vanaf een buitenlijn zoals de inrichting vermoedt. Dit soort nare incidenten worden in de wettelijke aantekeningen vermeld. Klager komt hiermee in een
negatief daglicht te staan voor de verlengingsrechter. De inrichting heeft weinig vertrouwen in klager.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van de Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd de persoonlijke verblijfsruimte te onderzoeken. Hiertegen is geen
beklag mogelijk.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e, van de Bvt kan een verpleegde bij de beklagcommissie beklag doen over een beslissing van het hoofd van de inrichting die een beperking inhoudt van een recht, dat hem op grond van een bij of
krachtens de Bvt gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een, een ieder verbindende, bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.
Op 3 juli 2014 heeft het hoofd van de inrichting besloten tot een controle van klagers persoonlijke verblijfsruimte. Klager stelt dat de kamercontrole een inbreuk maakt op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Dit recht wordt
beschermd in onder meer artikel 10 van de Grondwet (Gw) en artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet hierop en op voormeld artikel 56, eerste lid, onder e, van de Bvt had klager in
zijn beklag moeten worden ontvangen. De uitspraak van de beklagcommissie zal derhalve worden vernietigd en de beroepscommissie zal het beklag alsnog inhoudelijk beoordelen.
Aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer kunnen beperkingen worden gesteld (artikel 10, eerste lid, Gw en artikel 8, tweede lid, EVRM). In onderhavige zaak biedt artikel 29, eerste lid, van de Bvt de benodigde wettelijke grondslag.
Op de in dit artikel genoemde gronden kan het hoofd van de inrichting de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde op de aanwezigheid van voorwerpen, die niet in zijn bezit mogen zijn, onderzoeken. Het hoofd van de inrichting heeft besloten tot
de
kamercontrole, omdat - zo begrijpt de beroepscommissie - het vermoeden bestond dat klager in het bezit zou zijn van een mobiele telefoon, hetgeen in de inrichting niet is toegestaan. Enkele dagen voor de kamercontrole zou klager via een buitenlijn
telefonisch contact hebben gezocht met de financieel medewerker van de inrichting. De beroepscommissie begrijpt dat de doorzoeking van de kamer heeft plaatsgevonden ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, als bedoeld in artikel 29,
eerste lid jo. Artikel 23, eerste lid, van de Bvt.
Op grond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat weliswaar klagers recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is geschonden, maar dat hiervoor een wettelijke rechtvaardigingsgrond bestaat. De beslissing van het hoofd van
de inrichting tot het houden van de kamercontrole kan derhalve, gelet op het doel van de controle en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. Dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 26 maart 2015
secretaris voorzitter