nummer: 14/3776/GA
betreft: [klager] datum: 19 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 26 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Almelo, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C.A. Bouw en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Norgerhaven.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de degradatie naar het basisprogramma op 21 mei 2014 (334).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is tot degradatie beslist nadat de disciplinaire straf van 15 mei 2014 is opgelegd, maar er is geen onderliggend verslag van het multidisciplinair overleg (m.d.o.). Een strafoplegging betekent niet automatisch dat een gedetineerde wordt
gedegradeerd.
Er had een overweging gemaakt moeten worden of sprake is van zogenoemd oranje of rood-gedrag. De degradatiebeslissing is onvoldoende gemotiveerd. Klager heeft de degradatie ervaren als een extra straf.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op grond van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur zich laten informeren door het m.d.o. omtrent een eventuele degradatie. De directeur is niet verplicht eerst advies in te winnen van het
m.d.o. Klager was in het bezit van een zgn. SD-kaart. Dit wordt als zeer ernstig beschouwd. Het voorhanden hebben van communicatieapparatuur wordt beschouwd als rood gedrag en is voldoende om te beslissen dat klager werd gedegradeerd. Er was sprake van
een opeenstapeling van incidenten bij klager.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. In de bijlagen bij de Regeling zijn voorbeelden gegeven van
gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter-gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Volgens de nota van toelichting bij de Regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie.
Reeds eerder heeft de beroepscommissie beslist dat de directeur bij de beslissing tot degradatie een eigen afweging dient te maken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 november 2014, met kenmerk 14/1918/GA). Immers, niet elk ongewenst gedrag houdt in
dat een gedetineerde niet meewerkt aan zijn re-integratie. Om te voorkomen dat een gedetineerde op één incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele
gedrag van de gedetineerde, waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen.
Op basis van de stukken die de directeur reeds heeft verstrekt in de beklagprocedure alsook de toelichting ter zitting, blijkt dat sprake is van een patroon van ongewenst gedrag op basis waarvan de directeur aanleiding had om klager te degraderen. In
het besluit tot terugplaatsing naar het basisprogramma van 21 mei 2015 heeft de directeur – voor zover van belang – echter alleen de volgende overwegingen opgenomen: “Op grond van het toetsingskader ‘stimuleren en ontmoedigen’ is uw gedrag en
motivatie
beoordeeld als dit kan beter gedrag (oranje) of ongewenst gedrag (rood). (...)” “Ik verwijs hiervoor naar: de disciplinaire straf van 15 mei 2014 (...). Voor inhoudelijke informatie verwijs ik naar uw mentor en het beoordelingsformulier dat onderdeel
uitmaakt van uw detentie- en re-integratieplan.” De beroepscommissie oordeelt dat de beslissing tot degradatie hiermee onvoldoende onderbouwd is. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan
klager
een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.M. Mohanlal en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 februari 2015
secretaris voorzitter