nummer: 14/4099/GA
betreft: [klager] datum: 19 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwolle Zuid 1,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Almelo, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zwolle Zuid 1.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van twee dagen (1) en het feit dat klager aansluitend aan deze maatregel twee weken in een individueel programma is
geplaatst (2).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de psycholoog werd de maatregel verlengd met twee weken, waardoor klager twee weken in een individueel regime verbleef. De agressor mocht wel rondlopen op de afdeling. Klager is gezond en hij is het er niet meer eens dat hij uit voorzorg
antipsychotica moet innemen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geconstateerd dat er een vechtpartij was. De medegedetineerde heeft een straf opgelegd gekregen. Aan klager is een ordemaatregel opgelegd, omdat er problemen waren met het innemen van medicatie. In het kader van de behandeling is door het
behandelteam beslist in welke mate klager kon deelnemen aan het dagprogramma. Dat klager twee weken in een individueel regime verbleef, is niet schriftelijk meegedeeld. Klager verbleef namelijk in een PPC en daar geldt een individueel regime.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 24 van de Pbw kan een gedetineerde in afzondering worden geplaatst op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. Uit het verslag van 20 mei 2014 blijkt dat het personeel via de monitor op de afdeling geconstateerd heeft
dat klager met een medegedetineerde in gevecht was geraakt. Gezien de inhoud van het verslag was er voldoende aanleiding om klager af te zonderen. Echter, een ordemaatregel heeft een voorlopig karakter en dient te worden beëindigd zodra dit mogelijk
is.
Eventueel kan de directeur ervoor kiezen om een gedetineerde in aansluiting op een ordemaatregel een disciplinaire straf op te leggen. Dat is ten aanzien van klager niet gebeurd.
Uit de mededeling inzake het opleggen van de ordemaatregel en de toelichting ter zitting is niet duidelijk geworden waarom klager voor de gehele de duur van de ordemaatregel afgezonderd is gebleven. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat
klager reeds op een afdeling verbleef met een individueel regime. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen hiervan niet meer ongedaan te maken zijn, zal aan klager voor de duur van één dag dat hij in afzondering verbleef een
tegemoetkoming worden toegekend.
De beklagrechter heeft geen oordeel gegeven over beklagonderdeel 2; de verlenging van de ordemaatregel. Wegens proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit beklagonderdeel in eerste en enige aanleg afdoen. De beroepscommissie overweegt dat
klager verbleef in een PPC waar een individueel regime van toepassing is. Zij merkt op dat er geen sprake is geweest van een verlenging van de ordemaatregel. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in zijn beklag hierover. De beroepscommissie beslist
als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklagonderdeel 1 alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50. Zij verklaart klager niet-ontvankelijk
in
beklagonderdeel 2.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.M. Mohanlal en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 februari 2015
secretaris voorzitter