Nummer: 15/825/GB
Betreft: [klager] datum: 23 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 24 maart 2015 te melden in de gevangenis van de locatie Hoogvliet ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 16 februari 2015 is klager opgeroepen zich op 24 maart 2015 te melden in de gevangenis van de locatie Hoogvliet voor het ondergaan van 180 dagen gevangenisstraf. Op 21 februari 2015 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 10 maart
2015 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1 Door klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de bestreden beslissing wordt alleen ingegaan op de door klager reeds geboekte vakantie en niet op hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van financiële problemen
en zijn werk. Klager verzoekt primair uitstel vanwege het door zijn raadsman ingediende gratieverzoek. Hij heeft in een andere zaak 417 dagen teveel in voorarrest gezeten en hij heeft verzocht deze dagen te compenseren met de nog te ondergane
gevangenisstraf. Subsidiair voert klager aan dat hij heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht in verband met reeds geboekte vakanties. Ook verwacht hij in financiële problemen te komen. De vakanties moeten immers nog worden betaald mocht de straf
geëxecuteerd worden. Voorts voert klager aan dat hij sinds het begin van de zomer van 2014 bij een koeriersbedrijf werkt. Hij is al ingedeeld voor werk de komende periode en hij vreest dat hij ontslagen wordt als hij de gevangenisstraf van zes maanden
moet uitzitten. Als hij ontslagen wordt, zal dit ook problemen opleveren voor zijn financiële situatie. Voorts verzoekt klager om omzetting van de gevangenisstraf in een werkstraf, dan wel plaatsing in een penitentiair programma of een zeer beperkt
beveiligde inrichting zodat hij zijn werkzaamheden als koerier kan voortzetten. Ten slotte voert klager - onder verwijzing naar het advies van de Raad van 9 juli 2014 met betrekking tot de procedure ‘zelfmelders’- aan dat zijn rechtspositie onvoldoende
gewaarborgd lijkt. Voorts hoopt klager dat, indien hem uitstel van zijn meldplicht wordt gegeven voor drie maanden, er daarna meer duidelijkheid bestaat omtrent zijn gratieverzoek en het Centraal Justitieel Incassobureau het Openbaar Ministerie kan
verzoeken of hervatting van de tenuitvoerlegging nog gewenst is.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt uitstel van de meldplicht verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de
gevangenisstraf. Klager heeft in beroep nieuwe gronden aangevoerd. Wat betreft het door klager ingediende gratieverzoek, voert de selectiefunctionaris aan dat hem geen informatie heeft bereikt waaruit blijkt dat het gratieverzoek opschortende werking
heeft. Voorts heeft klager niet onderbouwd dat hij uitzicht heeft op een vaste baan. Gelet op de duur van de opgelegde gevangenisstraf zal de tenuitvoerlegging hiervan hoe dan ook consequenties hebben voor de uitvoering van klagers werk. Klager heeft
niet onderbouwd dat uitstel er toe zal leiden dat hij zijn baan kan behouden. Omzetting in een werkstraf is niet mogelijk. Klager is veroordeeld tot een onherroepelijke gevangenisstraf en deze dient uitgezeten te worden. De mogelijkheid van
tenuitvoerlegging door middel van elektronische detentie is per 1 juli 2010 afgeschaft (intrekking circulaire wijziging toepassing elektronische detentie d.d. 28 juni 2010, 5653088/10/DJI). Ten slotte voert de selectiefunctionaris aan dat vanaf 1 maart
2014 zelfmelders, conform het beleidskader Detentie, Behandeling en Toezicht op maat, in het plusprogramma in een normaal beveiligde inrichting worden geplaatst.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Hoogvliet is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. De beroepscommissie stelt vast dat klager bij brief van 16 februari 2015 is opgeroepen zich op 24 maart 2015 te melden. Op 20 februari 2015 heeft klager een gratieverzoek ingediend. Dit gratieverzoek gaat volgens klager over het verrekenen van
de onderhavige gevangenisstraf met een andere strafzaak waarin klager grotendeels vrijspraak heeft gehad (arrest van het Hof te Den Haag d.d. 21 november 2014 rolnummer 22.003650-13). Klager heeft 417 dagen te veel in voorarrest gezeten en die dagen
komen niet in aanmerking voor schadevergoeding. De selectiefunctionaris heeft op dit standpunt van klager niet uitdrukkelijk gereageerd. De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van een substantiële gevangenisstraf en bepaalt derhalve dat de
aanvang van de tenuitvoerlegging van de onderhavige gevangenisstraf met 30 dagen wordt opgeschort teneinde klager in de gelegenheid te stellen het gestelde omtrent de verrekening van te veel ondergane voorarrest nader te onderbouwen en de
selectiefunctionaris om hierop te reageren. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de beslissing van de selectiefunctionaris zal worden vernietigd.
4.3 In reactie op klagers suggestie dat het opschorten van de executie door het OM ook tot een van de mogelijkheden behoort, overweegt de beroepscommissie ten overvloede nog als volgt. De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 27 februari 2015
(ECLI:NL:HR:2015:500, zaaknummer 14/01730) bepaalt dat er geen wettelijke voorziening is om ‘te veel’ in voorarrest gezeten dagen te verdisconteren met een straf ter zake van een ander feit. De omstandigheid dat de wet voor een geval als het
onderhavige
niet voorziet in aftrek (verdiscontering) van voorarrest bij de tenuitvoerlegging van de veroordeling ter zake van een ander feit dan dat waarvan de verdenking tot het voorarrest heeft geleid, kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid
op grond waarvan het Openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging met toepassing van de Aanwijzing executie kan stopzetten.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de selectiefunctionaris. Zij bepaalt dat klager uitstel krijgt om zich te melden voor de duur van 30 dagen.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 23 maart 2015
secretaris voorzitter