Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4236/GM, 19 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4236/GM

betreft: [klager] datum: 19 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 november 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 september 2014, betreft het niet voortvarend handelen van de inrichtingsarts met betrekking tot het inplannen van een operatie in verband met klagers peesletsel
aan
zijn pink en - ringvinger.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager hoorde in oktober 2013 dat de operatie in januari 2014 zou kunnen worden ingepland. Toen klager op 2 januari 2014 terugkwam uit het Pieter Baan Centrum, bleek er nog geen
afspraak te zijn gemaakt. Er zou een machtiging aangevraagd moeten worden, maar dit bleek later toch niet nodig. Vervolgens kreeg hij het bericht van de medische dienst dat hij in maart 2014 zou worden geopereerd. Dit is echter ook niet gebeurd. Klager
leest in zijn dossier dat de operatie niet gepland zou zijn in verband met zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Hij had destijds echter naast zijn gevangenisstraf een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd gekregen en kwam dus helemaal niet in
aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Klager heeft maar liefst negeneneenhalve maand in de p.i. Vught verbleven. Het gaat om de pink en ringvinger van zijn rechterhand. Hij heeft er last van. Hij vindt dat zijn probleem niet serieus is
genomen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager als gevolg van het peesletsel aan de pink en ringvinger van zijn rechterhand een redelijk fors functieverlies heeft. Hoewel het niet spoedeisend is, heeft klager wel een handicap.

De beroepscommissie leidt uit het verhandelde ter zitting en de stukken af dat klager in mei 2013 op de wachtlijst van het Scheper ziekenhuis heeft gestaan. Op 25 september 2013 is hij in de p.i. Vught geplaatst en op 2 oktober 2013 is hij verwezen
naar
de plastisch chirurg van het Jeroen Boschziekenhuis. Hoewel klager van 20 november 2013 tot 2 januari 2014 in het Pieter Baan Centrum verbleef, valt niet in te zien waarom niet reeds op dat moment de operatie alvast kon worden ingepland, nu duidelijk
was dat klager maximaal een aantal weken in het Pieter Baan Centrum zou verblijven. Niet valt in te zien waarom zo lang is gewacht met het inplannen van de operatie. Wat er verder ook zij van het (eventuele) trage handelen van de medische dienst in de
overige inrichtingen waar klager heeft verbleven, de beroepscommissie stelt vast dat de medische dienst in de p.i. Vught in ieder geval onvoldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot het inplannen van de operatie.

De beroepscommissie is het voorgaande, in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond
worden verklaard. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 25,= toekomt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Vught toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. Ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven