Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0808/STA, 18 maart 2015, schorsing
Uitspraakdatum:18-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/808/STA

Betreft : [verzoekster] datum: 18 maart 2015

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.H.S. Vogel, namens

[..., verder verzoekster te noemen, verblijvende in de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 4 maart 2015, inhoudende - voor
zover daarvan schorsing wordt gevraagd - het om de drie dagen, eerstvolgend op 16 maart 2015 - onder dwang toedienen van Cisordinol Acutard, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder b, van de Bvt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de klaagschriften van 11 en 13 maart 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 17 maart 2015. Namens het hoofd van de inrichting is op 16 maart 2015
telefonisch meegedeeld dat Cisordinol Acutard in verband met het schorsingsverzoek niet op 16 maart 2015 wordt toegediend, maar wellicht op een later te bepalen tijdstip.

1. De beoordeling
Op grond van artikel 16b, aanhef en onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts, die doorgaans de behandelend psychiater zal zijn, volstrekt
noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden.

De voorzitter stelt vast dat verzoekster wel meewerkt aan toediening van Cisordinol in depotvorm, maar niet met het volgens haar daarnaast toedienen van Cisordinol Acutard. Verzoekster heeft aangevoerd dat volgens planning van de inrichting haar elke
drie dagen laatstgenoemde medicatie wordt toegediend. Zo heeft toediening plaatsgevonden op 3, 6, 10 en 13 maart 2015 en is haar gemeld dat de volgende toediening op 16 maart 2015 is gepland. Volgens haar is dit in strijd met de mededeling dat dit
middel alleen zal worden toegediend als de actuele psychiatrische toestand dat noodzakelijk maakt, omdat die toestand niet tevoren kan worden beoordeeld.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat behandeling van verzoekster met Cisordinol als geïndiceerd in haar behandelingsplan is opgenomen. Wanneer dit depot onvoldoende haar gevaar opleverende gedrag beïnvloedt, kan de
dosering worden opgehoogd door middel van Cisordinol Acutard dat snel werkt en haar gedrag acuut beïnvloedt. Omdat verzoekster in korte tijd ernstig psychotisch ontregelde, waaruit gevaar voor haar zelf (niet eten van voedsel, eten van vreemde
voorwerpen en kans op automutilatie) voortvloeit alsmede voor de algemene veiligheid van personen of goederen (in verband met het indexdelict van verzoekster en agressieve uitlatingen naar anderen), kon de werking van Cisordinol in depotvorm niet
worden
afgewacht. Zij krijgt op indicatie van haar gedrag Cisordinol Acutard toegediend. Anders dan verzoekster stelt was voor 16 maart 2015 geen toediening van Cisordinol Acutard gepland en haar is die dag die medicatie niet toegediend. Wellicht is
misverstand over drie dagelijkse toediening van laatstbedoelde medicatie ontstaan doordat deze medicatie drie dagen werkt. Het is echter niet zo dat zij die medicatie elke drie dagen krijgt toegediend.

Vast staat dat de bestreden beslissing is genomen door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting, omdat de behandelend psychiater van oordeel is dat aan verzoekster onder dwang medicatie dient te worden toegediend ter afwending van acuut dreigend
gevaar vanuit verzoeksters stoornis voor zichzelf en er kennelijk geen alternatieven zijn. De medicamenteuze behandeling met Cisordinol is vermeld in het behandelingsplan; Cisordinol Acutard wordt daarin niet expliciet vermeld, maar wordt, naar de
voorzitter begrijpt, in een acute situatie ter ondersteuning van de behandeling met Cisordinol in depotvorm toegediend. De toediening staat derhalve, anders dan verzoekster meent, niet tevoren gepland. De voorzitter leidt uit het bovenstaande af dat
het
hoofd van de inrichting op dit moment nog geen beslissing heeft genomen over toekomstige toediening van Cisordinol Acutard. Verzoekster kan derhalve niet worden ontvangen in haar verzoek.

Ten overvloede wordt het volgende opgemerkt. Naar de mening van de inrichting is sprake van één beslissing en is het niet juist om iedere toediening van medicatie als een aparte, voor beklag en schorsing vatbare beslissing te beschouwen. Naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter is het wenselijk dat eventuele toekomstige beslissingen tot het toedienen van Cisordinol Acutard tijdig aan verzoekster worden meegedeeld opdat zij daadwerkelijk een rechtsmiddel daartegen kan aanwenden. Hoewel in de
Bvt en het Rvt niets is opgenomen over de duur van een (onderdeel van de) b-dwangbehandeling en/of de noodzaak van een nieuwe schriftelijke beslissing tot voortzetting daarvan, is het - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - in het kader van de
rechtspositie van verpleegden wenselijk dat daadwerkelijk kan worden opgekomen tegen het voortduren van een (onderdeel van een) b-dwangbehandeling.

2. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, op 18 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven