Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4710/GM, 17 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4710/GM

betreft: [klager] datum: 17 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 december 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.G.E. Koumans, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 september 2014, betreft het feit dat klager niet de volledige consulttijd van twintig minuten krijgt bij de fysiotherapeut, maar slechts tien minuten en hij zich
niet serieus genomen voelt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft schouderklachten als gevolg van een auto-ongeval in oktober 2010. In het ziekenhuis zijn geen evidente afwijkingen gevonden. Zijn klachten zijn chronisch.
Tijdens een consult geeft de fysiotherapeut hem maar drie of vier minuten een massage. Ook duurt het consult maar tien minuten terwijl klager recht heeft op twintig minuten. De oefeningen doet klager iedere dag al, dus hij vindt het onnodig om deze
nogmaals te doen tijdens het consult. Als hij een vraag heeft over de oefeningen, dan stelt hij deze wel. Hij wordt nu helemaal niet behandeld. Zijn klachten zijn erg toegenomen en zijn vertrouwen in de medische dienst is beschadigd. Klager heeft niet
met de andere fysiotherapeut gesproken. Het is een principekwestie. In de inrichting waar hij hiervoor verbleef, ging hij als gevolg van de behandelingen bij de fysiotherapeut kleine beetjes vooruit. Het gaat nu enorm slecht met klager. Buiten was
klager onder behandeling bij een manueel therapeut.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk – zakelijk weergegeven – het volgende standpunt ingenomen. De fysiotherapeut bepaalt de inhoud van de behandeling op basis van de klachten. In eerste instantie was de behandeling gericht op mobiliserende technieken
van de schouder en het daarbij behorende gewricht. Na verloop van tijd is het accent verschoven van mobiliserende technieken naar stabiliserende technieken en naar een toenemende mate van oefentherapie door klager zelf. Het uiteindelijke doel is
volledige zelfredzaamheid. Mede gelet op het feit dat er bij diverse onderzoeken weinig tot geen afwijkingen zijn gevonden, is zelfredzaamheid van klager nodig zodat hij op langere termijn zelf controle krijgt over zijn schouderklacht. Dit houdt in dat
een keer per twee, drie of vier weken de oefentherapie kort wordt gecontroleerd en waar nodig wordt bijgesteld en eventueel nieuwe oefeningen worden geïnitieerd. Klager heeft aangegeven dat hij het er niet mee eens was en wilde dat de fysiotherapeut
zijn schouder bleef losmaken, terwijl hier medisch inhoudelijk geen enkele noodzaak meer voor was. Klager is daarna niet meer gekomen. Klager kan bij de collega-fysiotherapeut terecht met dien verstande dat die dezelfde oefenaanpak voorstaat.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting tot het oordeel dat het handelen van de fysiotherapeut niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Klager heeft al ruim vier
jaar klachten. Hij is door een orthopeed gezien maar er zijn geen duidelijke afwijkingen geconstateerd. Het betreft een chronisch probleem. Niet gebleken is dat de behandeling van de fysiotherapeut niet toereikend zou zijn of dat klagers klachten niet
serieus zijn genomen door de fysiotherapeut. Dat klager zelf van mening is dat hij bij een andere behandeling meer baat zou hebben, doet aan het voorgaande niet af. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven