Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4336/GM, 17 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4336/GM

betreft: [klager] datum: 17 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrix, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 17 november 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.A.M. Hendrix, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 oktober 2014, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd. Klager is buiten detentie al zestien jaar voor 80 tot 100 procent arbeidsongeschikt. De inrichtingsarts stelt ten onrechte dat klager niet heeft geklaagd over pijnlijke
gewrichten, rugpijn, uitstralende pijn naar zijn benen dan wel krachtverlies of sensibiliteitsverlies. Klager heeft dit wel aangegeven en hij heeft ook aangegeven dat zijn klachten verergeren als hij zich inspant. Hij heeft aangegeven dat hij last
heeft
van zijn gewrichten en moeite heeft met stress en drukte. Ook heeft hij de psoriasis op zijn handen laten zien. Daarnaast heeft hij nog steeds klachten van een beknelde zenuw in zijn rug. Hij heeft een tintelend en schokkend gevoel in zijn onderarm en
beide benen. Het tintelende gevoel in zijn vingertoppen is heel erg. De inrichtingsarts heeft alleen zijn bloeddruk, hart en longen gecontroleerd. Het onderzoek dat is verricht is onvoldoende om klagers problemen te kunnen vaststellen. Niet duidelijk
is
waarom is afgeweken van het oordeel van de inrichtingsarts van de p.i. Grave die klager wel arbeidsongeschikt achtte. Ook is niet gekeken naar een andere oplossing, zoals bijvoorbeeld arbeid op cel. Klager heeft in verschillende verzoekbriefjes om
nader
onderzoek gevraagd. Ook heeft hij wel degelijk geprobeerd om te werken. Hij heeft bij de drukkerij lichte werkzaamheden verricht, maar dat ging niet. Hij is vervolgens aangemerkt als werkweigeraar. Zijn detentiefasering is hierdoor geblokkeerd. Hij
komt
maar 17,5 uur per week uit zijn cel. Dit is vijfeneenhalve maand zo gegaan. Recent is besloten klager toch (tijdelijk) arbeidsongeschikt te verklaren. Klager heeft reeds in de p.i. Grave toestemming gegeven voor het opvragen van zijn gegevens bij zijn
huisarts.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt – zakelijk weergegeven –ingenomen. De keren dat klager door de inrichtingsarts is gezien klaagde hij nooit over rode, warme of pijnlijke gewrichten zoals men die kan hebben bij artritis
psoriatica. Klager bewoog zich soepel over de gang en in de spreekkamer. Hij gebruikt slechts zo nodig diclofenac en is buiten detentie niet onder behandeling bij medisch specialisten. Daarnaast heeft klager in de spreekkamer ook nooit geklaagd over
rugpijn of uitstralende pijn naar zijn benen, dan wel krachtverlies of sensibiliteitsverlies. Klager gaf alleen aan bang te zijn dat hij fysieke klachten zou krijgen door de arbeid binnen detentie. Een verwijzing naar medisch specialisten is niet
nodig,
omdat de inrichtingsarts erop vertrouwt dat klager de waarheid spreekt dat hij in het verleden een hernia heeft gehad, aan psoriasis lijdt (wat ook zichtbaar is aan zijn huid) en hij mogelijk ook weleens gewrichtsklachten heeft gehad die hierbij
passen.
Dit heeft echter geen consequenties voor het oordeel ten aanzien van klagers arbeidsgeschiktheid. Gezien de afwezigheid van symptomen is klager op dit moment geschikt om te werken. Dit oordeel kan eventueel veranderen indien er wel symptomen ontstaan.
Klager klaagt over spanningen, stress en slaapproblemen sinds hij is gedetineerd. Om die reden is hij op een enkelcel geplaatst en is hij recent opnieuw naar de psycholoog verwezen. Aangezien klager het niet eens was met het oordeel over zijn
arbeidsgeschiktheid en om zijn psychische voorgeschiedenis in kaart te brengen, is klager verzocht toestemming te geven voor het opvragen van gegevens bij zijn huisarts. Dit heeft klager afgewezen om onbekende redenen. Klager plaatst de problemen van
de
afgelopen maanden volledig buiten zichzelf en hij weigert in gesprek te gaan over eventuele aanpassingen in de aard of de duur van de arbeid. Mogelijkheden zoals werken op een kleine arbeidszaal of korte werktijden wijst klager af zonder dit te
proberen.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager in de vorig inrichting van verblijf, de p.i. Grave, arbeidsongeschikt is verklaard. De omstandigheid dat klager in de vorige inrichting wel arbeidsongeschikt is verklaard, betekent niet dat ook de inrichtingsarts van de locatie
Roermond gehouden is klager arbeidsongeschikt te verklaren. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de locatie Roermond kunnen worden verricht, zal de inrichtingsarts een zelfstandige afweging dienen te maken. De beroepscommissie is van
oordeel dat het van zorgvuldige besluitvorming getuigt, indien de inrichtingsarts zich er in dat geval van vergewist wat in de voorgaande inrichting de reden is geweest klager arbeidsongeschikt te verklaren. Voorts dient de arts, indien hij geen reden
ziet een verklaring omtrent arbeidsongeschiktheid af te geven, op basis van onderzoek bij klager gemotiveerd aan te geven dat maar vooral waarom er thans van het medisch oordeel van de arts van de vorige inrichting wordt afgeweken.

De beroepscommissie stelt vast dat uit het medisch dossier van klager niet blijkt dat een gedegen onderzoek is verricht. Na een intakegesprek met klager op 22 september 2014 is geoordeeld dat klager kan werken. Niet duidelijk is op basis waarvan dit
oordeel tot stand is gekomen. Niet gebleken is dat klagers psychische gesteldheid, zijn gewrichten en handfunctie zijn onderzocht. In het medisch dossier is vermeld dat klager graag wilde praten met een psychiater of psycholoog, waaruit naar het
oordeel
van de beroepscommissie blijkt dat klager wel wilde meewerken. Voorts stelt de beroepscommissie vast dat – anders dan vermeld in het schriftelijk standpunt van de inrichtingsarts – uit het medisch dossier evenmin volgt dat is onderzocht of klager
geschikt is voor de specifiek in de locatie Roermond beschikbare soort arbeid. Ook is niet gemotiveerd waarom met betrekking tot klagers arbeids(on)geschiktheid is afgeweken van het oordeel van de arts van de vorige inrichting van verblijf. Gelet op
het
voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts te weinig onderzoek heeft verricht om de beslissing dat klager arbeidsgeschikt is, te kunnen onderbouwen. De beroepscommissie is het voorgaande, in samenhang en onderling verband
bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding voor toekenning van een
tegemoetkoming aan klager en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Roermond toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven