Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0131/JA, 11 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/131/JA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Veldheer, namens

[klager], geboren op 2 juli 1995, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Intermetzo, locatie Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de rechtbank te Utrecht, is gehoord klagers raadsman mr. J.J. Veldheer.

Klager, die in vrijheid is gesteld, en de directeur van de j.j.i. Rentray, locatie Lelystad, zijn niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de intrekking van klagers weekendverlof van 12 december 2014 tot en met 14 december 2014.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de schriftelijke mededeling van de intrekking staat als reden vermeld dat klager is aangehouden voor belediging van een politieagent en dat hij hiervoor de nacht in een politiecel heeft doorgebracht. In de reactie op het schorsingsverzoek vermeldt
de
directeur een andere reden voor de intrekking van het verlof, namelijk dat het verlof is ingetrokken omdat klager zich niet aan de afspraak opgenomen in het verlofplan heeft gehouden dat hij de nacht in de woning van zijn moeder zou doorbrengen. Dit is
in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en artikel 6 EVRM. De jeugdige moet zich kunnen verdedigen. Het staat nog niet vast dat klager een agent heeft beledigd. Ook al zou klager een verlofvoorwaarde hebben geschonden dan is de beslissing om zijn
weekendverlof in te trekken disproportioneel. Bovendien is er sprake van overmacht. Hij zat in een cel en kon zich niet tijdig melden.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet verder toegelicht.

3. De beoordeling
In de schriftelijke mededeling intrekking van klagers eerstvolgende weekendverlof is vermeld dat klager tijdens weekendverlof zou zijn aangehouden voor het beledigen van een politieagent en om die reden de nacht in een politiecel heeft doorgebracht. In
de reactie van de directeur op klagers schorsingsverzoek is gepreciseerd dat afgesproken was dat klager die nacht in de woning van zijn moeder thuis zou doorbrengen en dat klager, nu hij de bewuste nacht in een politiecel heeft doorgebracht, niet op de
plaats is geweest waar hij volgens de afspraak in het verlofplan zou moeten zijn. Hierdoor is klager een voorwaarde, die is vastgelegd in zijn verlofplan, niet nagekomen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is in de schriftelijke mededeling van de beslissing en in de reactie van de directeur op klagers schorsingsverzoek hetzelfde feitencomplex vermeld dat de reden vormde om klagers weekendverlof in te trekken en is
geen sprake van wijziging van de gronden voor de intrekking van klagers verlof.
Niet aannemelijk is geworden dat klager niet kan worden toegerekend dat hij die nacht niet in de woning van zijn moeder maar in een politiecel heeft doorgebracht.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter, noch is de beslissing in strijd met het recht. Het beroep zal gelet op het bovenstaande ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, ing. M. Mulders en prof. dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven