Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4309/GA, 11 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 14/4309/GA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 februari 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught. Van de zitting is een verslag opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. Op 20
februari 2015 is van klagers raadsman, mr. H.J. Veen, een nadere toelichting op het beroep ontvangen. Een kopie hiervan is aan de directeur toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het afwijzen van bezoek zonder toezicht.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beperkingen als gevolg van klagers plaatsing op de GVM-lijst zijn opgeheven. Klager meent dat hem dan ook geen beperkingen kunnen worden
opgelegd ten aanzien van het bezoek. Hij wil in aanmerking komen voor bezoek zonder toezicht (BZT). Klager heeft een verzoek ingediend hem van de GVM-lijst te schrappen. Klager heeft een goed gesprek gehad met het afdelingshoofd en een p.i.w.-er die
klager bevestigde dat hij recht op BZT heeft. Bij klager zijn nimmer drugs aangetroffen. Het gaat om BZT van klagers ouders. Klager wil hen na een lange periode weer zien zonder dat anderen meekijken.
In de uitspraak van 28 augustus 2014 met nummer 14/3029/SGA heeft de schorsingsvoorzitter de tenuitvoerlegging van de toezichtsmaatregelen geschorst. Inmiddels is meer dan geruime tijd verstreken, zonder dat er informatie beschikbaar is gekomen waarop
de plaatsing op de GVM-lijst en de ordemaatregelen gebaseerd kunnen worden. Het rapport van 4 september 2014 biedt onvoldoende aanknopingspunten. Het bezoek van klagers ouders kan bezwaarlijk worden gezien als een risico voor de inrichting, mede gezien
de leeftijd van de ouders. Het is onbegrijpelijk dat klager geen recht op BZT zou hebben. Op geen enkele wijze is inzichtelijk gemaakt op welke wijze en op basis van welke rapportage het verzoek op BZT zou moeten worden afgewezen. Klager heeft minder
rechten dan overige gedetineerden die wel in aanmerking komen voor BZT. Klagers ouders hebben hem regelmatig bezocht. In het verleden is op geen enkele wijze sprake geweest van gevaar voor de orde en veiligheid.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft BZT aangevraagd op een moment dat de toezichthoudende maatregelen als gevolg van zijn plaatsing op de GVM-lijst zijn opgeheven. Klagers
GVM-status blijft echter ongewijzigd omdat er sprake is van voortgezet crimineel handelen. De directeur heeft klagers verzoek om BZT afgewezen omdat er dan twee uur lang geen toezicht kan worden uitgeoefend. De directeur merkt op dat BZT geen recht
is.
Zolang klager de GVM-status heeft, komt hij niet in aanmerking voor BZT.
Normaliter komt een gedetineerde pas in aanmerking voor BZT indien aan enkele voorwaarden is voldaan. De bezoeker/ster dient eerder de gedetineerde via het reguliere bezoek klager te hebben bezocht. Er moet voldoende vertrouwen zijn dat er goede
afspraken zijn te maken in het kader van de orde en veiligheid. Indien klager daar behoefte aan heeft, kan hij onder begeleiding zijn bezoek in een aparte kamer ontvangen en dus niet in de bezoekzaal.

3. De beoordeling
De directeur heeft op 30 september 2014 besloten klagers verzoek om BZT af te wijzen op de enkele grond van klagers plaatsing op de GVM-lijst. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur een individuele afweging dient te maken. De enkele
verwijzing naar klagers plaatsing op de GVM-lijst is onvoldoende. In onderhavige zaak acht de beroepscommissie van belang dat klager ter zitting van de beroepscommissie heeft toegelicht dat hij het BZT heeft aangevraagd voor zijn ouders. Nu niet is
gebleken dat klager beperkingen zijn opgelegd ten aanzien van contacten met zijn ouders, had de directeur moeten motiveren waarom een BZT niet verantwoord is. De beslissing van de directeur kan derhalve wegens een motiveringsgebrek niet in stand
blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om vanwege de gegrondverklaring klager een
tegemoetkoming toe te kennen. Zij gaat er vanuit dat de directeur een nieuwe beslissing zal nemen op klagers verzoek.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven