nummer: 14/4602/GA
betreft: [klager] datum: 11 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 15,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het insluiten op cel gedurende de lunch, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat ondanks de uitspraak van de rechtbank het beleid in de inrichting wordt gehandhaafd. Gelet op de duur en de consequenties van het beleid om klager tijdens de lunch in te
sluiten, had een hoger bedrag moeten worden vastgesteld. Van de zeer matige vergoeding gaat een verkeerd signaal uit. Klager eist € 1,= per dag.
Klager heeft de uitspraak van beklagrechter op 27 november 2014 ontvangen.
De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Het beroepschrift is te laat ingediend. De door de beklagrechter toegekende compensatie is redelijk.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Pbw dient het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak te worden ingediend.
De uitspraak van de beklagrechter is blijkens een aantekening op de beslissing op 20 november 2014 verzonden. Klager stelt onbestreden de uitspraak op 27 november 2014 te hebben ontvangen. Het beroepschrift is gedateerd op 2 december 2014 en op 11
december op het secretariaat van de Raad ontvangen. Gelet hierop kan klager worden ontvangen in zijn beroep.
De beroepscommissie stelt vast dat klager in de periode van 1 maart tot 1 november 2014 dagelijks tussen 12.00 en 12.30 uur werd ingesloten op zijn cel voor het nuttigen van de lunch. Bij besluit van 17 maart 2014 met kenmerk 496697 is met
terugwerkende
kracht tot 1 maart 2014 de locatie Norgerhaven aangewezen als een inrichting met beperkte gemeenschap. De locatie Norgerhaven kent sindsdien geen regime van algehele gemeenschap meer. Op grond van artikel 21 van de Pbw worden in een regime van beperkte
gemeenschap gedetineerden in de gelegenheid gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte op.
Het nuttigen van de maaltijd is naar het oordeel van de beroepscommissie geen activiteit als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Pbw; over de maaltijden is enkel in artikel 44 van de Pbw een zorgplicht voor de directeur opgenomen om aan de gedetineerde
voeding te verstrekken. Het nuttigen van de maaltijd op cel is derhalve in een regime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet. Daarmee is het beklag van klager gericht tegen een algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden
geldende regel waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw geen beklag openstaat.
De beroepscommissie merkt volledigheidshalve op dat deze situatie verschilt van de situatie van vóór de invoering van het beleidskader Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT) per 1 maart 2014, toen in veel inrichtingen nog een regime van
algehele gemeenschap aanwezig was. Het toetsingskader in beklag en beroep vormde toen artikel 20 van Pbw en betrof de vraag of de gebouwelijke situatie er aan in de weg stond gedetineerden gezamenlijk de maaltijden te laten nuttigen.
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur geen beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de beklagrechter. Indien de beroepscommissie klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag zou verklaren, zou zij daarmee niet alleen de grondslag van
het beroep verlaten, dat immers alleen is gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming, maar tevens klager in een slechtere positie brengen dan als hij geen beroep zou hebben ingesteld (verbod reformatio in peius). De beroepscommissie zal de door de
beklagrechter toegekende tegemoetkoming derhalve in stand laten en het beroep ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2015
secretaris voorzitter