Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3301/GA, 9 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3301/GA

betreft: [klager] datum: 9 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman, mr. E. Kok, de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Lelystad, [...], en de juridisch medewerker bij de p.i.
Lelystad, mevrouw [...].
Hoewel klager, die ten tijde van de zitting in een penitentiair programma verbleef, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat klager geen bezoek in het weekend mag ontvangen (PL 2014-333),
b. de afwijzing van klagers verzoek om bij wijze van uitzondering een keer in het weekend bezoek te mogen ontvangen (PL 2014-333), en
c. de omstandigheid dat klager te weinig uren buiten zijn cel mag doorbrengen (PL 2014-357).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de klachten als vermeld onder a. en c. en heeft het beklag als vermeld onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. en b: degradatie mag er niet toe leiden dat een gedetineerde geen bezoek meer kan ontvangen. In klagers geval is dat wel gebeurd. Het wordt klager sinds zijn degradatie naar het basisprogramma verboden in
het weekend bezoek te ontvangen. Zo bezien is sprake van een sanctie, terwijl de Pbw een dergelijke sanctie niet kent. Klager is hierdoor drie maanden verstoken geweest van bezoek. Zijn bezoekers zijn, vanwege hun leerplicht dan wel hun werk, niet in
staat klager doordeweeks te bezoeken. De directeur heeft onvoldoende rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van klager. Het verbieden van weekendbezoek is in klagers geval in strijd met artikel 38, tweede lid, van de Pbw, artikel 24.4 en
24.5 van de European Prison Rules, artikel 8 van het EVRM en de resocialisatiegedachte.
Ten aanzien van het beklag onder b: in uitspraak 14/3363/GA heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de Staatssecretaris het regime van beperkte gemeenschap in de meeste inrichtingen heeft kunnen invoeren. In die uitspraak oordeelde de beroepscommissie
evenwel dat van belang is dat ook in een regime van beperkte gemeenschap wordt gestreefd naar een maximale bewegingsvrijheid voor gedetineerden, zoals bij een regime van algehele gemeenschap het geval is. In die uitspraak oordeelde de beroepscommissie
voorts dat het dagprogramma van 60 uur dat in de locatie Norgerhaven wordt aangeboden aan gedetineerden in het plusprogramma, voldoet. Het dagprogramma dat in de p.i. Lelystad wordt aangeboden aan gedetineerden in het basisprogramma, komt bij lange na
niet in de buurt van de 59 uur en is derhalve in strijd met hogere regelgeving.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a en b: alleen gedetineerden die in het plusprogramma verblijven mogen in het weekend bezoek ontvangen. Klager is vanwege zijn gedrag gedegradeerd naar het basisprogramma en heeft het dus aan zichzelf te wijten dat hij
geen ‘weekendbezoek’ mag ontvangen. Indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden kan ‘weekendbezoek’ aan een gedetineerde die in het basisprogramma verblijft worden toegestaan. Niet gebleken is dat in klagers geval sprake was van een
uitzonderlijke omstandigheid.
Ten aanzien van het beklag onder c: gedetineerden die verblijven in het basisprogramma krijgen een activiteitenprogramma van 41,5 uur per week aangeboden. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke vereisten.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de algemene regel die inhoudt dat gedetineerden in het basisprogramma geen bezoek in het weekend
mogen ontvangen – mede gelet op het feit dat in uitzonderlijke omstandigheden een uitzondering kan worden gemaakt op die regel – niet in strijd is met wet- of regelgeving van hogere orde. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere
beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. In aanvulling op die beslissing overweegt de beroepscommissie
het
volgende. Ter zitting heeft de directeur meegedeeld dat in uitzonderlijke omstandigheden een individuele uitzondering kan worden gemaakt op de regel dat gedetineerden in het basisprogramma geen ‘weekendbezoek’ mogen ontvangen. De omstandigheid dat
klager gedurende drie maanden geen bezoek heeft ontvangen, omdat zijn bezoekers niet doordeweeks op bezoek kunnen komen, is – nog daargelaten dat geen onderbouwende stukken (zoals verklaringen van klagers bezoekers) zijn overgelegd, waaruit blijkt dat
en waarom het voor klagers bezoekers in het geheel onmogelijk is doordeweeks op bezoek te komen – naar het oordeel van de beroepscommissie niet een zodanig uitzonderlijke omstandigheid dat de directeur op grond daarvan voor klager een uitzondering had
moeten maken op bovenvermelde algemene regel. De afwijzing van klagers verzoek door de directeur kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met
aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klagers klacht heeft betrekking op het dagprogramma dat hem in het basisprogramma is aangeboden. Deze klacht ziet naar het oordeel van de beroepscommissie op
een
algemene voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldende regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan
of sprake is van strijd met wet- of regelgeving van hogere orde.

Bij uitspraak van 24 november 2014 (14/3363/GA en 14/3392/GA) heeft de beroepscommissie overwogen dat het de Staatssecretaris vrij stond “de inrichtingen die voor invoering van het programma DBT waren aangewezen als inrichting met een regime van
algehele gemeenschap, aan te wijzen als inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.” De p.i. Lelystad is bij bestemmingsaanwijzing van 3 april 2014 aangewezen als een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 uren en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek geboden. De beroepscommissie wijst erop
dat in de Pm voor wat betreft het regime van beperkte gemeenschap enkel eisen zijn gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en – anders dan voor wat betreft het regime van algehele gemeenschap – niet ten aanzien van de duur van het
dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het activiteitenprogramma veelal samen met het dagprogramma.

Ter zitting heeft de directeur meegedeeld dat aan gedetineerden die verblijven in het basisprogramma een activiteitenprogramma wordt aangeboden van 41,5 uren per week. Daarmee voldoet het activiteitenprogramma in het basisprogramma ruimschoots aan de
in
artikel 3, derde lid, van de Pm neergelegde norm. Hierbij komt nog dat gedetineerden in het basisprogramma, zo blijkt uit het verweerschrift van de directeur van 27 augustus 2014, vaak worden uitgesloten tussen de activiteiten door en op momenten
waarop
ze geen activiteiten hebben. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat het aan klager aangeboden dagprogramma niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie
zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden ten aanzien van het beklag onder b. en met wijziging van de gronden ten aanzien van het beklag onder c.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 9 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven