Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3158/JA, 5 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3158/JA

betreft: [klager] datum: 5 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Raza, namens

[...], geboren op 29 oktober 1994, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2014, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, is klager gehoord.
Klagers raadsvouw, mr. S. Raza, heeft aangegeven dat zij niet in de gelegenheid is ter zitting te verschijnen.
De directeur van de j.j.i. Den Hey-Acker heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te kunnen verschijnen en te persisteren bij hetgeen reeds eerder in de procedure naar voren is gebracht.
De beroepscommissie heeft aangegeven een verslag van het verhandelde ter zitting te maken en dat aan partijen te sturen met een verzoek daarop nader te reageren.
Het verslag van horen is op 2 december 2014 aan partijen gezonden. Klagers raadsvrouw heeft op 18 december 2014 telefonisch desgevraagd medegedeeld geen aanvullingen op het verslag te hebben. Van de directeur is geen reactie binnengekomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de opgelegde ordemaatregel van plaatsing in de opvang op 24 en 25 juni 2014 met aansluitend verblijf in eigen kamer met uitsluiting van diverse activiteiten verlengd tot 30 juni 2014 wegens verbaal geweld naar een medewerkster en het
uiten van bedreigingen.

De beklagcommissie heeft het beklag materieel ongegrond verklaard en formeel gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Door de raadsvrouw zijn verklaringen van jeugdigen overgelegd waaruit zou blijken dat klager wel in het kantoor van de groepsleider is
geweest,
maar dat hij zich niet intimiderend en of agressief gedragen heeft.
Klager stelt dat hij niet bedreigend/intimiderend heeft gehandeld.
De raadsvrouw geeft aan dat de beschuldiging niet voldoende met feiten is onderbouwd. Er is alleen afgegaan op de beschuldiging van de groepsleidster en er is vrijwel geen gewicht toegekend aan de verklaring van klager. Ook is klager het niet eens met
de beklagcommissie waar wordt aangegeven dat het enkele binnentreden in het kantoor al strafwaardig is.

Klager heeft ter zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Tijdens de voetbalwedstrijd Nederland - Chili liep klager naar het kantoor om te vragen om een rookmoment. Hij bleef, zoals dat hoort, staan bij de streep. Klager heeft de deur niet geopend, want de deur stond gewoon open in verband met het toezicht.
De
in het kantoor aanwezige medewerkster typte op dat moment klagers naam in. Klager vroeg waarom ze dat deed. Zij gaf geen antwoord. Klager vroeg het nog een keer en kreeg wederom geen antwoord. Klager riep er een groepsgenoot bij die een goede
verstandhouding heeft met betreffende medewerkster. Hij stelde dezelfde vraag maar kreeg evenmin antwoord. Klager en de groepsgenoot liepen weer terug naar de groep om verder te kijken naar de voetbalwedstrijd en de medewerkster liep er achter aan.
Later stond ze te huilen. De volgende dag werd klager opgehaald en naar de strafcel gebracht omdat klager en zijn groepsgenoot intimiderend zouden zijn geweest.
Klager heeft niet boos gekeken naar de medewerkster, hij vroeg alleen wat ze over hem in de computer aan het noteren was. Klager is altijd respectvol naar vrouwen.
Klager weet dat het verhaal zoals door de medewerkster weergegeven geheel anders is dan zijn versie van het verhaal. Klager begrijpt niet waarom haar verhaal zo anders is. Klager heeft naderhand een gesprek met de medewerkster gehad. Daarbij gaf zij
aan
dat ze niet wist wie er geschreeuwd had en daarom maar – onder meer – de naam van klager heeft genoemd. Na overleg met collega’s gaf zij aan vorenstaande niet schriftelijk te bevestigen.
Inmiddels is het contact met de medewerkster weer goed, gaat het met klager ook goed en mag hij, nadat zijn verlof voor twee weken vanwege het incident was ingetrokken, inmiddels weer met verlof.
De in het dossier gevoegde brieven met verklaringen van groepsgenoten zijn door hen meteen opgesteld, maar de brieven zijn te laat ingediend, zodat de beklagcommissie de verklaringen niet in de procedure wilde meenemen.
Klager wil dat dit incident uit zijn dossier gehaald wordt, opdat er geen incidenten zijn bij de eerstvolgende pij-verlenging in maart 2016.

De directeur heeft schriftelijk aangegeven te persisteren bij hetgeen eerder in de procedure naar voren is gebracht.

3. De beoordeling
Op basis van de stukken kan worden aangenomen dat klager tijdens de rust van de voetbalwedstrijd het kantoortje heeft betreden, hetgeen op zichzelf al strafwaardig is.
Voorts heeft klager zelf toegegeven in elk geval tot twee maal toe aan de medewerkster gevraagd te hebben of hij mocht weten wat op de computer over hem geschreven stond. Klager geeft aan zijn vraag (meermalen) herhaald te hebben omdat de medewerkster
klager negeerde. Vervolgens heeft klager er een groepsgenoot bijgehaald. Klager stelt zich niet intimiderend of verbaal agressief geuit te hebben, maar miskent daarbij dat de medewerkster, gelet op de situatie en op de houding van klager, zich wel
bedreigd gevoeld kan hebben. De stelling van klager en de eerst twee weken later opgestelde verklaringen van groepsgenoten dat dat niet zo geweest is doen daar niet aan af. Overigens heeft klager niet direct nadat bleek dat de groepsleidster zijn
vraag
niet kon beantwoorden het kantoor verlaten.
De beroepscommissie komt daarmee tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en ing. M.J. Mulders, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 5 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven