Nummer: 02/1674/GB
Betreft: [klager] datum: 8 oktober 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1975], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 augustus 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een gevangenis te Dordrecht, Krimpen aan den IJssel of Zoetermeer afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 24 juli 2001 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring (h.v.b.) te Krimpen aan den IJssel is hij op 22 juli 2002 geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught, een inrichting met een regime vanalgehele gemeenschap.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 4 mei 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 juli 2003. Aansluitend dienthij eventueel een subsidiaire hechtenis van 15 dagen en 49 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek als volgt toegelicht.
Klager begrijpt niet waarom hij als Rotterdammer in een Brabantse gevangenis moet worden geplaatst. In de regio Rotterdam zijn zeker vijf gevangenissen. De afwijzing van zijn verzoek ervaart klager als een vorm van treiteren.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verzocht op 4 juli 2002 om overplaatsing vanuit een h.v.b. naar een gevangenis te Dordrecht, Krimpen aan den IJssel of Zoetermeer. Naast klagers verzoek tot overplaatsing liep een reguliere selectieprocedure, omdat klagerinmiddels was afgestraft. In het kader van deze laatste procedure werd klager op 26 juni 2002 geselecteerd voor de gevangenis Nieuw Vosseveld I. Tegen deze beslissing heeft klager een bezwaarschrift ingediend.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing afgewezen, gelet op de selectieprocedure die uitmondde in een selectiebeslissing van 26 juni 2002. In die procedure is, naar de selectiefunctionaris aanneemt, reedsrekening gehouden met klagers omstandigheden.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt vast dat sprake is van twee verschillende (selectie)procedures. Enerzijds is klager in het kader van een regulier selectiemoment – namelijk nadat klager was afgestraft, moest hij worden geselecteerdvoor een gevangenis – op 26 juni 2002 geselecteerd voor de gevangenis Nieuw Vosseveld I. Anderzijds verzocht klager, vanuit een h.v.b., op 4 juli 2002 om overplaatsing naar een gevangenis te Dordrecht, Krimpen aan den IJssel ofZoetermeer.
Uit telefonisch informatie van de selectiefunctionaris is gebleken dat klager tegen de reguliere selectiebeslissing op 27 juni 2002 een bezwaarschrift heeft ingediend. In het verlengde daarvan was het weinig voor de handliggend omdaarnaast op 4 juli 2002 nog om overplaatsing te vragen. Klager heeft dit niettemin gedaan, de selectiefunctionaris heeft het verzoek in behandeling genomen en op 5 augustus 2002 afgewezen.
4.2. Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij tekent hierbij nog aan dat klagers bezwaarschrift van 27 juni 2002, gericht tegen de beslissing hem te selecteren voor de gevangenis Nieuw Vosseveld I, op 9 september2002 ongegrond verklaard. Een beroepschrift is tot op heden niet op het secretariaat van de Raad ontvangen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 8 oktober 2002.
secretaris voorzitter