Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3195/GA, 22 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

nummer: 14/3195/GA

betreft: [klager] datum: 22 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

gericht tegen een uitspraak van 25 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zuyder Bos en klagers raadsman, mr. J. de Vries, gehoord.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 17 november 2014, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de beslissing van de directeur van 23 juni 2014 tot terugplaatsing van klager in het basisprogramma wegens zijn gedrag en houding richting het personeel.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 35,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) en door de vrijhedencommissie. Met name bij de arbeid werd
klagers gedrag als ‘rood’ beoordeeld. De directeur geeft toe dat er op de verslaglegging het een en ander valt aan te merken. Er had uitgebreider gerapporteerd dienen te worden. Dit neemt niet weg dat de beslissing juist is en dat deze met de nodige
zorg is genomen. In het MDO worden immers meerdere kanten belicht. Er was sprake van een patroon van onbeschoft gedrag. Dit is ook vermeld in klagers Detentie- en Re-integratieplan. Vooral het negatieve gedrag bij de arbeid nam structurele vormen aan.
Het is in de locatie Zuyder Bos de gewoonte om te bezien of bij een klacht bemiddeling mogelijk is. Een gedetineerde is uiteraard niet verplicht hier op in te gaan.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Niet goed vast te stellen is, wat de concrete aanleiding is geweest voor de beslissing tot terugplaatsing. De beklagrechter
heeft van belang geacht dat niet gebleken is dat klager voorafgaand aan de beslissing tot terugplaatsing disciplinair is gestraft. Het schort aan de verslaglegging.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed
gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie (Stcrt. 2014, nr. 4617).

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur hierbij een afweging dient te maken. Immers, de grondslag voor degradatie vormt niet de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de
vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie. Niet elk ongewenst gedrag hoeft tevens in te
houden dat klager niet meewerkt aan zijn re-integratie.
Teneinde te voorkomen dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarin ook alle
onderdelen van goed gedrag worden meegenomen. De beslissing tot degradatie dient voldoende te worden onderbouwd.

Klager is bij beslissing van 23 juni 2014 teruggeplaatst in het basisprogramma in verband met zijn gedrag en houding richting het personeel. In de bestreden beslissing is vermeld dat klagers gedrag en motivatie zijn beoordeeld als “dit kan
beter-gedrag
(oranje)” of “ongewenst gedrag (rood)”, als gevolg waarvan niet duidelijk is of klagers gedrag is beoordeeld als ‘rood’ of ‘oranje’ gedrag. Voorts vindt genoemde kwalificatie onvoldoende steun in schriftelijke en daardoor toetsbare verslaglegging.
Voorts blijkt onvoldoende van een afweging waarbij het recente gedrag van klager is gewogen in het licht van zijn gedrag gedurende diens gehele detentie. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is
gemotiveerd. Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven