Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3450/TA, 29 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3450/TA

betreft: [klager] datum: 29 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.R. Ytsma namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 september 2014 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught.

Klager, zijn raadsman mr. A.R. Ytsma en de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting hebben meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot oplegging van afdelingsarrest ingaande op
10 februari 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting heeft in redelijkheid niet kunnen overgaan tot het opleggen van de maatregel van afdelingsarrest. Klager betwist voor een onveilige situatie te hebben gezorgd welke de oplegging van de maatregel zou hebben kunnen rechtvaardigen. De
veiligheid is nimmer in het geding geweest. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat symbiose bij klager een delictgerelateerde factor is en als een mogelijk voorstadium kan worden gezien van een terugval in delictgevaarlijk gedrag met risico’s op
seksueel agressief gedrag. Dit is een onbegrijpelijk oordeel omdat uit de delictdiagnostiek van het verlengingsadvies van 9 april 2013 niet volgt dat symbiose een delictgerelateerde factor is. Er was geen sprake van een symbiotische situatie. En ook
van
andere delictgerelateerde factoren was geen sprake. Zo was er bijvoorbeeld geen alcohol in het spel, terwijl dit een niet onbelangrijke delictgerelateerde factor is. De inrichting is aldus te snel tot oplegging van de maatregel overgegaan. Volstaan had
kunnen worden met oplegging van een lichtere maatregel. Met klager had bijvoorbeeld de afspraak gemaakt kunnen worden dat hij voorlopig niet naar de boerderij mocht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep verwezen naar het standpunt als ingenomen tegenover de beklagcommissie. Toegevoegd wordt dat klager zich in de loop van februari 2014 dermate heeft gefocust op een medewerkster van de boerderij dat zij
zich hier zeer onprettig bij voelde. Een dergelijke symbiose is in het geval van klager delictgerelateerd. Verwezen wordt naar gedeelten van de descriptieve diagnose zoals vermeld in het behandelplan van 2 juli 2012. Bij de delictscenarioprocedure zijn
de delicten van klager besproken. Een rode draad hierin waren een aantal factoren, te weten: voorafgaand aan het plegen van een delict voelde klager zich machteloos, probeerde hij te voorkomen alleen te zijn en trachtte hij door middel van seks een
vrouw c.q. meisje aan zich te binden. De symbiose van klager werd gezien als een mogelijk voorstadium van een terugval in delictgevaarlijk gedrag met het risico op seksueel agressief gedrag. Omdat de mogelijkheid bestond dat klager dit gedrag tegen een
willekeurige vrouw zou richten, was het enkel ontzeggen van de toegang tot de boerderij niet voldoende om dit gevaar weg te nemen. Er was voldoende grond om klager op 10 februari 2014 in het kader van de orde en de veiligheid in de inrichting binnen de
inrichting afdelingsarrest op te leggen. Klager is in de loop van 2014 voorgesteld om zijn werkzaamheden bij de boerderij te hervatten onder de voorwaarde dat hierbij altijd een mannelijke medewerker aanwezig is. Klager vond dit teveel gedoe en bleef
liever op het klussenbureau werken.

3. De beoordeling
Door klagers raadsman is verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden omdat hij verhinderd was om ter zitting te verschijnen. Door het secretariaat van de Raad is aan de raadsman meegedeeld dat op aanhoudingsverzoeken ter zitting wordt beslist
en dat de raadsman zich kan laten vervangen of een schriftelijke toelichting kan geven op het beroep. De raadsman heeft vervolgens het beroep schriftelijk toegelicht. Voor zover het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de zaak
nog steeds zou gelden, wijst de beroepscommissie nu zij zich aan de hand van de stukken en het behandelde ter zitting voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen het verzoek af.

Uit de stukken volgt dat er sprake was van signalen dat klager zich fixeerde op een vrouwelijke werknemer. Klagers indexdelicten zijn van seksuele aard. Klager is ook voorafgaande aan de indexdelicten al veroordeeld voor agressieve seksuele
delicten en is daarvoor tot tbs met dwangverpleging veroordeeld. Uit het behandelplan van klager kan worden afgeleid dat klager in het algemeen wantrouwen voelt voor zijn omgeving, terwijl er slechts enkelen zijn die hij vertrouwt. Van deze personen
verwacht hij onvoorwaardelijke en constante aandacht, anders voelt hij zich in de steek gelaten. Hij is niet in staat met frustratie en boosheid om te gaan. Hij loochent deze gevoelens, waardoor ze steeds verder kunnen opbouwen tot het tot een
uitbarsting komt. Gelet op deze gevoelens en wijze van reageren van klager vindt de beroepscommissie dat het bij de beschreven signalen van fixatie op een vrouwelijk personeelslid, terwijl klager geen enkele aandacht had voor mannelijke
personeelsleden,
niet onredelijk of onbillijk was om klager de onderhavige ordemaatregel op te leggen. Het doel daarvan was kennelijk om klager, die zichzelf niet goed kent en slecht reflecteert op de eigen negatieve gevoelens, tijdelijk uit de spannende situatie,
zoals
die uit de stukken blijkt, te halen. Een uitbarsting als beschreven in het behandelplan diende in het belang van de orde en veiligheid te worden voorkomen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan gelet op het voorgaande niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van
de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven