Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4310/GB, 29 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4310/GB

Betreft: [klager] datum: 29 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. Y. Bouchiki, op 23 december 2014 door leden van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en plaatsing in een normaal beveiligde inrichting ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 maart 2011 gedetineerd. Op 20 oktober 2014 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is hij (in afwachting van herselectie) geplaatst in de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem. Op 11 november 2014 is hij
overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is indertijd medegedeeld dat de mogelijkheid van het elektronisch toezicht zou kunnen komen te vervallen nadat hij een derde deel van de duur van het programma had doorlopen. Om die reden heeft klager na vier maanden verzocht om het
elektronisch toezicht te laten vervallen. De medewerker van de reclassering gaf tegenover klager aan dat dit niet mogelijk was in verband met het door de reclassering gevoerde overvallersbeleid. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat dit geen
geldige reden zou zijn. De reclasseringsmedewerker heeft vervolgens verklaard dat hij geen vertrouwen had in klager en in een goed verloop van het penitentiair programma. Daarbij is toen gesproken over een telefoongesprek dat klager eerder had gevoerd
met de politie. Klager had de politie gebeld omdat hij een verdacht iemand had gezien in het portiek bij zijn woning. Hij belde de politie omdat eerder bij een van zijn buren sprake was van een inbraakpoging. Klager heeft tegenover de reclassering
nooit
gezegd dat hij zich bedreigd zou voelen. Het verhaal daarover van de reclasseringsmedewerker klopt daarom niet. Klager heeft zich steeds aan de afspraken van het penitentiair programma gehouden. Hij is het niet eens met het selectieadvies van de
directeur van de PIA Haarlem en heeft zich daar nooit akkoord mee verklaard. Die melding in het selectieadvies klopt daarom niet.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager nam deel aan een p.p. en stond daarbij ingeschreven bij de penitentiaire inrichting administratief (PIA) Haarlem. Tegenover de reclassering heeft klager geregeld aangegeven zich niet veilig te voeren en angstig te zijn voor acties uit het
criminele circuit. Ook heeft hij bij een onverwachte situatie aan de politie verzocht om bijstand. De reclassering heeft nog gemeld dat klager eerder maatregelen zou hebben getroffen en dit betekende dat hij zich zou hebben bewapend. Om die reden heeft
de reclassering geadviseerd tot beëindiging van het p.p. en terugplaatsing in een gesloten inrichting. Ook de directeur van de PIA adviseert tot beëindiging. De politie zou desgevraagd hebben aangegeven dat de bedreigingen van klager serieus genomen
moeten worden. In het bezwaar- en beroepschrift ontkent klager weliswaar dat er sprake zou zijn van bedreigingen maar de selectiefunctionaris heeft geen reden om te twijfelen aan de rapportage de reclassering en het advies van de directeur van de PIA.
Voortduring van het p.p. is daarom onverantwoord en onveilig.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit het advies van de directeur van de PIA Haarlem, waarin ook een melding is opgenomen van de reclassering, wordt voldoende aannemelijk dat klager tegenover de reclassering heeft aangegeven zich onveilig te voelen en te vrezen voor acties uit
het criminele circuit, welk signaal kennelijk ook is afgegeven bij de politie. Hetgeen door en namens klager omtrent naar voren is gebracht met betrekking tot de reden voor het beëindigingsadvies, wordt – bij gebreke aan een feitelijke onderbouwing,
onvoldoende aannemelijk geacht. Gelet daarop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven