nummer: 14/3528/GA
betreft: [klager] datum: 17 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. mr. S.G.H. van de Kamp, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 september 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsvrouw mr. S.G.H. van de Kamp heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn om ter zitting aanwezig te zijn.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de voortzetting op 16 juli 2014 en 15 augustus 2014 van de toezichtsmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (hierna: de GVM-lijst).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager beklaagt zich over de verlenging van de toezichtmaatregelen van 16 juli 2014 en 15 augustus 2014. De directeur verwijst telkens naar de GVM-status en hij heeft geen rekening gehouden met de positieve ontwikkeling tijdens klagers detentieperiode.
De reclassering heeft positief gerapporteerd over klager, maar dit wordt niet meegenomen in de belangenafweging van de directie. In het verslag van de behandeling door de beklagcommissie van 12 september 2014 wordt gesteld dat klager geen of weinig
hinder ondervindt van de opgelegde maatregelen. Klager heeft echter ter zitting verklaard juist zeer veel last te hebben van deze maatregelen. Klager kan niets doen of zeggen zonder dat het gemonitord wordt en dat is een schending van zijn privacy.
Doordat de maatregelen al een tijd voortduren heeft klager zijn dagelijks leven aangepast en is hij er enigszins aan gewend.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De toezichtsmaatregelen worden voortgezet in verband met eerder crimineel handelen vanuit detentie in de periode 2009 tot en met 2013. Maandelijks wordt getoetst of de maatregelen moeten worden gehandhaafd. De opgelegde maatregelen zien op het contact
met de buitenwereld, te weten post, telefoon en bezoek. Inmiddels is de belregeling versoepeld en zijn de toegangsbeperkingen van een aantal van klagers bezoekers opgeheven. Na juli 2013 zijn er geen concrete aanwijzingen dat klager nog strafbaar
handelt vanuit detentie, maar dit komt omdat de toezichtsmaatregelen gelden. Op 7 november 2014 is klager besproken in het Operationeel Overleg (OO) en aan klager is opnieuw de status ‘Hoog’ toegekend. Daarbij hebben de uitlatingen van klager in
telefoongesprekken over financiële transacties een rol gespeeld. De rechtbank heeft klagers voorwaardelijke invrijheidstelling met zes maanden uitgesteld tot 3 juli 2015. Het reclasseringsrapport is niet meegewogen bij de oplegging van de bestreden
maatregelen aangezien dit rapport is opgesteld in het kader van een penitentiair programma (p.p.). Het in het reclasseringsrapport genoemde verlofadres was bij een persoon die de p.i. Leeuwarden de toegang tot de inrichting had ontzegd in verband met
betrokkenheid bij het delict.
In de verslagen van de toetsingsgesprekken met klager staat de belangenafweging om tot oplegging van de bestreden maatregelen over te gaan niet expliciet uitgelegd. De motivering van de maatregelen staat in de beschikkingen.
3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat klager op 17 juli 2013 op de zogenoemde GVM-lijst is geplaatst door het OO. Op 7 mei 2014 heeft het OO de GVM-status “Hoog” verlengd. Klager heeft eerder beroep ingesteld tegen de voortzetting van de toezichtmaatregelen, die
in juni 2014 zijn opgelegd. In de uitspraken van 14 oktober 2014 (met kenmerk 14/2527/GA) en 16 februari 2015 (met kenmerk 14/2372/GA) zijn klagers beroepen ongegrond verklaard.
Aan een gedetineerde die op de GVM-lijst is geplaatst kunnen door de directeur toezichtmaatregelen worden opgelegd. Hiertoe dient de directeur een eigen belangenafweging te maken tussen een ongestoorde tenuitvoerlegging van de straf en het belang van
de
gedetineerde op een zo minimaal mogelijke beperking van zijn bewegingsvrijheid. Voorafgaand aan de maandelijkse toetsing over de noodzaak van de voortduring van de maatregelen dient de directeur de betreffende gedetineerde hierover te horen.
Op 16 juli 2014 en 13 augustus 2014 heeft de directeur klager gehoord over de opgelegde toezichtmaatregelen. De toezichtmaatregelen zijn opgelegd vanwege klagers veroordeling voor het “voortgezet crimineel handelen in detentie” in 2013.De
beroepscommissie overweegt dat de belangenafweging van de directeur dat klager niet door kan gaan met strafbaar handelen vanuit de detentiesituatie door de toezichtmaatregelen volstaat. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere
beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 februari 2015.
secretaris voorzitter