Nummer: 14/3160/GB
Betreft: [klager] datum: 9 januari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.G. van den Biezenbos, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 augustus 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 21 november 2014 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) door leden van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 7 mei 2012 gedetineerd. Hij verbleef in unit 7 van de p.i. Vught. Op 21 juli 2014 is hij overgeplaatst naar de BPG van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt. Klager is in eerste aanleg veroordeeld en heeft hoger beroep
ingesteld.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft nu op afdeling B van de BPG. Hij herkent zich niet in de gegeven beschrijvingen dat hij niet geschikt zou zijn voor een groepsklimaat. Klager had tijdens zijn verblijf in vorige p.i.’s speciale baantjes. Het ging echter mis na de
invoering van DBT. In het PPC is klager nooit verteld dat hij intimiderend zou zijn. Volgens klager zijn er tijdens zijn verblijf op de BPG-afdeling in Vught geen aanmerkingen op zijn gedrag. De verhalen over hem zijn verzonnen. Klager is inmiddels
zeven keer overgeplaatst.
Klager bestrijdt dat hij zeer slecht te hanteren zou zijn in een regulier regime. Voor zover uit informatie van de p.i. Leeuwarden blijkt dat er problemen waren of incidenten hebben plaatsgevonden, wordt dit uitdrukkelijk betwist. Klagers detentie in
de
p.i. Vught is zonder bijzondere incidenten verlopen. Voor zover er opmerkingen worden gemaakt liggen deze in de perceptie van het personeel of in het gedrag van medegedetineerden. Klagers detentieperiode in andere p.i.‘s wordt uitgebreid genoemd, maar
dat is slechts ten dele van belang voor zijn plaatsing op een BPG-afdeling. Feiten en interpretaties worden door elkaar gebruikt, evenals zaken die geen betrekking hebben op klagers gedrag. Interpretaties van klagers gedrag horen niet te worden
meegewogen bij de beslissing tot overplaatsing. Feiten worden voorts lukraak genoemd en zijn door de selectiefunctionaris uit hun verband gehaald. De feiten zijn ook onvoldoende zwaarwegend voor plaatsing op een BPG-afdeling. Uit de beslissing blijkt
niet dat er is gekeken naar alternatieven, zoals een EZV of een afdeling met een andere groepsgrootte. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef vanaf 10 mei 2012 in de locatie De Kruisberg te Doetinchem. Het psychomedisch overleg (PMO) en de directie vonden plaatsing in een PPC geïndiceerd en op 22 mei 2012 is klager in het PPC te Vught geplaatst. Op 21 november 2012 is klager
overgeplaatst naar de p.i. Grave omdat er volgens het PPC geen sprake meer was van psychische problematiek. Van 14 maart 2013 tot 2 mei 2013 is klager onderzocht in het Pieter Baan Centrum (PBC). Op 21 mei 2014 is klager vanuit de p.i. Leeuwarden in de
p.i. Vught geplaatst, omdat er signalen waren dat er een aanslag op klager zou worden gepleegd. Deze aanslag zou in verband staan met het gepleegde delict. In de p.i. Vught vertoonde hij onaangepast gedrag en was hij storend aanwezig. Door zowel
personeel als medegedetineerden wordt hij als manipulatief, dreigend en ontwrichtend ervaren waardoor hij niet geschikt is voor verblijf in de groep. Klager is al driemaal eerder uit een PPC weggeplaatst omdat hij het klimaat voor andere patiënten
onveilig maakte. Medepatiënten waren niet tegen hem opgewassen en kregen daardoor niet de zorg en behandeling die zij nodig hadden. De groepsongeschiktheid maakt dat klager ook niet geschikt is voor een verblijf op een extra zorg voorziening (EZV). Op
8
juli 2014 bleek uit signalen van klager en medegedetineerden dat klager bedreigd werd en klager is in afzondering geplaatst omdat zijn veiligheid niet gewaarborgd kon worden. De directeur heeft vervolgens verzocht klager over te plaatsen naar een
BPG-afdeling.
Op grond van de diagnose vanuit het PBC zou klager het meest gebaat zijn bij een zoveel mogelijke individuele eenduidige bejegening op een kleine afdeling in een prikkelarme omgeving. Uit de rapportage van zowel de p.i. Leeuwarden als de p.i. Vught
blijkt dat het grensoverschrijdende gedrag van klager slecht te hanteren is binnen een regulier regime en een negatieve invloed heeft op medegedetineerden en de afdelingssfeer.
4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting, zowel gevangenis als huis van bewaring, voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris is voor zijn beslissing tot plaatsing van klager op de BPG-afdeling van de p.i. Vught afgegaan op het selectieadvies van de directeur van unit 7 van de p.i. Vught van 18 juli 2014. Uit dit selectieadvies komt naar voren dat
klager door zowel personeel als medegedetineerden als manipulatief, dreigend en ontwrichtend wordt ervaren. Klager is onderzocht in het PBC en daar is vastgesteld dat bij klager sprake is van een ‘egoïstisch, ongevoelig en zonder wroeging gebruik maken
van anderen, sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde en list en bedrog en manipulerend gedrag’. Klager heeft in drie PPC’s verbleven en hij werd telkens weggeplaatst vanwege groepsontwrichtend gedrag. Klager is niet geschikt voor een groepsklimaat.
Gezien zijn diagnose is klager gebaat bij een prikkelarme omgeving, een individuele bejegening en een zo klein mogelijke setting.
De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 januari 2015
secretaris voorzitter