Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4286/SGA, 24 november 2014, schorsing
Uitspraakdatum:24-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4286/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 24 november 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S. Splinter, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Karelskamp te Almelo.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 14 november 2014, inhoudende de plaatsing van verzoeker op de lijst
van
gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) met de status verhoogd, en tevens inhoudende dat aan verzoeker een aantal toezichtmaatregelen wordt opgelegd voor de duur van veertien dagen, ingaande op 14 november 2014 en eindigend op
28 november 2014, met de bepaling dat de noodzaak van voortduring van die maatregelen maandelijks zal worden getoetst.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 19 november 2014 alsmede van de ongedateerde schriftelijke inlichtingen van de directeur.

1. De beoordeling
Niet duidelijk is of wordt verzocht om schorsing van de beslissing om verzoeker te plaatsen op de zogenaamde GVM-lijst of van de beslissing verzoeker een aantal toezichtmaatregelen op te leggen dan wel van beide beslissingen. Indien en voor zover wordt
verzocht om schorsing van de beslissing tot plaatsing op de GVM-lijst en de bepaling van de status daarop geldt dat dit een beslissing van het Operationeel Overleg betreft en niet van de directeur. Tegen die beslissing staat geen beklag open en van de
tenuitvoerlegging daarvan kan niet om schorsing worden verzocht. Verzoeker kan derhalve in zoverre niet worden ontvangen in zijn verzoek.

Ten aanzien van de aan verzoeker opgelegde toezichtmaatregelen geldt het volgende.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, voldoende aannemelijk dat er een noodzaak is voor het
toepassen van de maatregelen, dat verzoeker is gehoord voorafgaand aan de oplegging van die toezichtmaatregelen (het door de directeur met verzoeker doornemen van de toezichtmaatregelen interpreteert de voorzitter als horen) en dat de directeur een
eigen belangenafweging heeft gemaakt bij zijn beslissing, welke belangenafweging naar het voorlopig oordeel van de voorzitter die beslissing kan dragen. De directeur heeft immers, hoewel ingrijpend, een beperkt aantal maatregelen opgelegd en
inzichtelijk gemaakt waarom deze maatregelen opgelegd worden. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van plaatsing op de GVM-lijst en wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 24 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven