Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4578/JZ, 3 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4578/JZ

betreft: [klaagster] datum: 3 maart 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de (toen geldende) Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het
secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. de Groot, namens

[...], geboren op 24 december 1996, verder te noemen klaagster,

gericht tegen de uitspraak van 1 december 2014 van de klachtencommissie bij Transferium Jeugdzorg te Heerhugowaard, verder te noemen de instelling,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de rechtbank te Utrecht zijn klaagsters raadsvrouw mr. B.J. de Groot en [...], hoofd behandeling, gehoord.

Klaagster is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klacht betreft:
a. er is geen hulpverleningsplan opgesteld;
b. de toepassing van dwangmaatregelen is niet binnen 24 uur getoetst;
c. de ingezette dwangmaatregelen op 11 september 2014 en
d. de oplegging van dwangmaatregel op dwangmaatregel.

De klachtencommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens de behandeling ter zitting van de klachtencommissie is aangegeven dat er geen inzage is gegeven in het complete dossier. Nu is er weer sprake van een nieuw formulier waarin geen inzage is gegeven en dat niet beschikbaar is. Op iedere zitting is
weer sprake van iets nieuws. Er zijn verscheidene dwangmaatregelen toegepast te weten: een kamerplaatsing, plaatsing in afzondering, restricties toegepast jegens klaagster op de groep en overplaatsing(en) naar een lege groepsruimte. Na een week is
klaagster overgeplaatst naar De Koppeling.
Het verblijf op kamer op de andere groep is door klaagster als een voortzetting van de afzondering ervaren. In verband met bezuinigingen is een negende jongere op haar groep geplaatst en die kreeg haar kamer.
De klachtenregeling was niet te vinden en navraag leverde ook niets op.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is een behandelovereenkomst opgesteld. Dit is niet besproken met klaagster. Binnen 48 uur na het incident is een formulier maatregelen ingevuld door de gedragsdeskundige, waarin de maatregelen zijn vermeld die aan klaagster zijn opgelegd. In
tegenstelling tot de behandelovereenkomst is dit formulier wel individueel gericht. Dit formulier is niet bij de stukken gevoegd en de vertegenwoordiger van het hoofd van de instelling heeft dit formulier ook niet bij zich. Het is mogelijk om dit
formulier aan de beroepscommissie te doen toekomen.
Het incident vond plaats om vijf over halfnegen. De gedragsdeskundige was om tien voor negen op het werk en is direct geïnformeerd. Het incident is direct geëvalueerd met de groepsleiding. Klaagster is op kamer geplaatst en aan het einde van de dienst
is het calamiteitenformulier ingevuld door de groepsleiding. Dit is geaccordeerd door de gedragsdeskundige. Door het incident is de veiligheid in de instelling in gevaar gebracht. Ook de veiligheid van andere jongeren is in gevaar gebracht. Het
incident
vond plaats op het straatje waar verschillende afdelingen op uitkomen. Er is op de alarmknop gedrukt. Aanleiding was een conflict met een meisje van een andere groep. Klaagster bleek vooraf bedacht te hebben dat zij dit meisje iets aan wilde doen.
Klaagster had ook andere jongeren over haar plannen geïnformeerd. De aanleiding voor het conflict van klaagster met het meisje is niet bekend.
In de week voorafgaand aan klaagsters overplaatsing is gekeken hoe zij in die periode het beste begeleid zou kunnen worden. Dit staat los van de aan haar opgelegde maatregelen. Ze verstoorde de gang van zaken in het groepsproces en haar is een aparte
routine binnen de leefgroep geboden. Dit is geen dwangmiddel en dit is ook niet vermeld in het formulier dwangmiddelen. Cooling down, hoewel dat niet in de wet wordt vermeld, is wel vermeld op het maatregelenformulier. Bij cooling down wordt een rondje
gelopen met een groepsleider om te kalmeren. Hiermee wordt geprobeerd te voorkomen dat dwangmiddelen worden ingezet.
Het slapen op de andere groep heeft ermee te maken dat er acht slaapkamers waren en negen jongeren op de groep waren geplaatst. Gekeken wordt wie van de jongeren het beste op de andere afdeling kan slapen. Het was niet toevallig dat klaagster op de
andere afdeling sliep. Bekend was dat zij de andere jongeren van haar groep onder druk zette. Indien het incident niet had plaatsgevonden kan niet met zekerheid worden gezegd dat klaagster dan niet op de andere afdeling zou hebben geslapen.
Klaagster had het meeste baat bij een individueel traject. Binnen zes weken had dat er moeten zijn. Klaagsters moeder was vanaf het begin tegen de plaatsing in de instelling en gaf aan dat haar advocaat er alles aan zou doen om klaagster over te
plaatsen. Het klachtenreglement wordt aan de jongeren en de ouders gegeven. De AKJ-folder is op de groep aanwezig.
Het is altijd mogelijk om het complete dossier in te zien. Calamiteitenformulieren worden niet verstrekt, maar kunnen worden ingezien.

3. De beoordeling
Uit artikel 29o, eerste en tweede lid, van de (toen geldende) Wjz volgt dat het hulpverleningsplan maatregelen kan bevatten op grond waarvan de jeugdige tegen zijn wil of van degene die het gezag over hem uitoefent, binnen de accommodatie in zijn
vrijheden kan worden beperkt. De maatregelen die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen kunnen volgens het derde lid van het artikel worden toegepast voor zover dit nodig is om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan de noodzakelijke jeugdzorg
of voor zover dit nodig is voor de veiligheid van de jeugdige of anderen. De maatregelen vermeld onder b en c van het tweede lid van het artikel kunnen bovendien worden toegepast voor zover dit nodig is voor de handhaving van de huisregels.

Vast is komen staan dat voor wat betreft klaagster een behandelovereenkomst is vastgesteld die een algemeen en geen individueel karakter heeft en naar het oordeel van de beroepscommissie niet als het in artikel 29o van de (toen geldende) Wjz beschreven
hulpverleningsplan kan worden aangemerkt. Ten tijde van het incident was een hulpverleningsplan nog niet gereed.

Uit de mededeling namens het hoofd van de instelling volgt dat er ten tijde van het opleggen van de maatregelen wel een formulier maatregelen is opgemaakt. Dit formulier heeft wel een individueel karakter en kan volgens de instelling aangemerkt worden
als een soort voorlopig hulpverleningsplan. De beroepscommissie kan echter niet beoordelen of dit aangemerkt kan worden als een (voorlopig) hulpverleningsplan in de zin van de wet nu dat formulier noch aan de beroepscommissie noch aan de raadsvrouw en
klaagster is verstrekt. De beroepscommissie gaat niet in op het aanbod van voormeld hoofd van de instelling om dit formulier alsnog in het geding te brengen. Niet alleen is daartoe tijd genoeg geweest maar ook kan de inhoud daarvan dan niet meer
mondeling behandeld worden. Overigens betwijfelt de beroepscommissie ook of dit document wel een hulpverleningsplan in de zin van de wet is alleen al omdat daarin slechts de toe te passen dwangmiddelen opgenomen waren en niet - zoals ter zitting
verklaard - een individueel hulpverleningstraject van de jeugdige zelf.

Uit artikel 29o van de (toen geldende) Wjz volgt dat de betreffende maatregelen enkel kunnen worden opgelegd indien deze zijn opgenomen in het individuele hulpverleningsplan. Dit is niet het geval. Weliswaar maakt artikel 29t van de (toen geldende) Wjz
ook de oplegging van dwangmaatregelen zonder dat deze zijn opgenomen in een hulpverleningsplan mogelijk maar dan moet sprake zijn van overbrugging van een tijdelijke noodsituatie hetgeen hier niet het geval was. Dit betekent dat het beroep gegrond zal
worden verklaard en dat de opgelegde dwangmaatregelen niet rechtmatig zijn opgelegd. De beroepscommissie zal klaagster ter zake een tegemoetkoming van € 40,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klachten alsnog gegrond. Zij kent klaagster ter zake een tegemoetkoming toe van € 40,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, ing. M. Mulders en prof. dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven