Nummer: 14/3987/GB
Betreft: [klager] datum: 26 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van unit 3 te Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 9 september 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het PPC van unit 3 te Vught, waar een individueel regime geldt. Op 14 januari 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen, waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep – zakelijk weergeven – als volgt toegelicht.
Klager heeft in de locatie Het Schouw te Amsterdam met de psycholoog gesproken. De psycholoog vertelde hem dat hij eerst in een PPC moest verblijven voordat hij in een GGZ-instelling kon worden geplaatst. Klager heeft toen aangegeven dat hij niet naar
de p.i. Vught wilde, omdat hij daar problemen heeft gehad tijdens een eerder verblijf. De gedragsdeskundige van de locatie Het Schouw had informatie over klagers eerdere verblijf in de p.i. Vught moeten verstrekken. Voorts heeft klager aangegeven dat
hij langer wilde blijven in de locatie Het Schouw als er voor het PPC van de locatie Scheveningen te Den Haag een lange wachtlijst was. Klagers voorkeur ging echter uit naar het PPC van de locatie Het Veer te Amsterdam, omdat dit dichter in de buurt
van
zijn familie is. Klager kreeg echter te horen dat ze daar geen mensen meer opnamen. Klager kreeg toen te horen dat hij werd geplaatst in het PPC van de p.i. Vught. Eenmaal aangekomen in de p.i. Vught is klager meteen in afzondering geplaatst. Klager
wil
niet langer verblijven in het PPC van de p.i. Vught. In het selectieadvies van de locatie Het Schouw te Amsterdam van 26 september 2014 staan onwaarheden. Klager wil naar een inrichting in het noorden van het land worden overgeplaatst, om zijn kind te
kunnen ontvangen. Klager heeft in de p.i. Vught aangegeven dat hij wil wachten totdat er plek is in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De gedragsdeskundige van het PPC van de p.i. Vught heeft aangegeven dat zij positief tegenover een overplaatsing van klager naar een andere inrichting staat. Klager heeft aangegeven dat hij de zitting van 6 december 2014 wilde afwachten en daarna
overgeplaatst wil worden naar het noorden van het land. De indicatie tot plaatsing in een PPC is komen te vervallen en op 14 januari 2015 is klager geplaatst in de gevangenis van de locatie Esserheem.
4. De beoordeling
4.1. In het onderhavige beroep is de ongegrondverklaring van klagers bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het PPC van unit 3 te Vught aan de orde. Klager verblijft inmiddels in de gevangenis van de locatie Esserheem. Nu
klager heeft verzocht om toekenning van een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen.
4.2. Uit het selectieadvies van de locatie Het Schouw van 26 september 2014 blijkt dat de directeur heeft geadviseerd klager over te plaatsen naar het PPC van de p.i. Vught omdat klagers gedrag niet te sturen was en klager bekend was in de p.i.
Vught. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat klager in de p.i. Vught heeft aangegeven dat hij de zitting van 6 december 2014 daar wilde afwachten en daarna wilde worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Gelet hierop is de
beroepscommissie
van oordeel dat ondanks dat klager in eerste instantie heeft aangegeven niet te willen worden overgeplaatst naar het PCC van de p.i. Vught de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat klager na de zitting van 6 december 2014 op zijn verzoek is geplaatst in een inrichting in het noorden van het land,
te weten de gevangenis van de locatie Esserheem. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 26 februari 2015
secretaris voorzitter