nummer: 14/4011/TA
betreft: [klager] datum: 10 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en [...], beiden jurist.
Klager en zijn raadsman mr. J.J. Weldam hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie; klagers raadsman heeft op de dag van de zitting verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het beloningsysteem in de inrichting.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in het beroepschrift het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een beslissing om over een bepaalde periode geen vergoeding voor verrichte werkzaamheden te geven raakt klager rechtstreeks in zijn
vermogensrechtelijke positie. Daarnaast is het beloningsysteem in strijd met hogere wet- of regelgeving.
Klagers raadsman heeft op 14 januari 2015 per e-mail verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep nu klager nog niet klaar was op het moment dat DV&O hem kwam ophalen en DV&O zonder klager is vertrokken, en klager aanwezig wenst te zijn bij
de behandeling van zijn beroep ter zitting.
Namens het hoofd van de inrichting is ter zitting over het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak het volgende meegedeeld. Klager is in de ochtend van 13 januari 2015 afgezonderd in de herstelkamer vanwege een positieve urinecontrole.
Die
dag heeft DV&O doorgegeven hoe laat klager de volgende dag voor vervoer naar de zitting van de beroepscommissie zou worden opgehaald, welk tijdstip aan klager is gemeld. Klager had toestemming om naar de zitting te gaan. Toen op 14 januari 2015 tegen
klager werd gezegd dat DV&O klaar stond, meldde klager dat hij eerst nog een sigaret wilde roken. Dat is hem niet toegestaan, waarop klager aangaf dat het voor hem niet meer hoefde.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Overeenkomstig de Regeling beloningsysteem verpleegden kent de inrichting een aan de arbeidstraining verbonden beloningsysteem dat
is neergelegd in het bij de huisregels horende Reglement arbeidstraining (versie januari 2010). Daarin wordt rekening gehouden met een beoordeling van de werkprestatie in punten door de werkmeester en met ongeoorloofd verzuim. Deze regeling is niet in
strijd met de wet. Het klaagschrift is op 5 april 2014 gedateerd. Klager was aanvankelijk werkzaam op een individuele werkplaats en is vanaf 1 april 2014 gaan werken op de houtwerkplaats, waar hij meer uren kan draaien en meer kan verdienen. Uit
navraag
bij de werkmeester komt naar voren dat klager in de periode rond het klaagschrift twee maal niet op het werk aanwezig was vanwege afzondering of separatie en daarom geen beloning heeft ontvangen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het vlak voor aanvang van de zitting gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep (en drie andere beroepszaken van klager) af, nu zowel klager als zijn raadsman er zelf voor hebben gekozen niet ter zitting
aanwezig te zijn terwijl moet worden aangenomen dat zij daartoe wel in staat waren en klager daartoe in de gelegenheid is gesteld.
Klager heeft gesteld dat vanwege het behalen van onvoldoende punten voor wel verricht werk in de inrichting geen beloning wordt gegeven. Door of namens klager is niet aangegeven op welke data klager wel zou hebben gewerkt en desondanks geen loon zou
hebben ontvangen. Uit navraag bij de werkmeester komt naar voren dat klager in de periode rond de datum van het klaagschrift twee maal niet heeft gewerkt vanwege een hem opgelegde afzondering of separatie en dat klager daarom geen beloning heeft
gekregen.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken kan niet worden afgeleid dat klager daadwerkelijk arbeid heeft verricht zonder daarvoor te zijn betaald. Gelet daarop is niet komen vast te staan dat klager belang heeft bij zijn klacht over
het in het Reglement arbeidstraining neergelegde beloningsysteem. De beroepscommissie kan om die reden niet toekomen aan de beoordeling van de vraag of het Reglement arbeidstraining van de inrichting in strijd is met hogere wet-of regelgeving.
De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 februari 2015.
secretaris voorzitter