Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4317/GB, 10 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4317/GB

Betreft: [klager] datum: 10 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.F. van der Brugge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 augustus 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Lelystad. Op 9 juli 2014 is klager niet teruggekeerd van verlof. Vervolgens is hij op 18 september 2014 aangehouden en geplaatst in de p.i. Alphen aan den Rijn. Op 16 oktober 2014
is
klager overgeplaatst naar de p.i. Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is al meerdere jaren niet meer woonachtig in de gemeente Amsterdam en hij is ook niet voornemens om na zijn detentie terug te keren naar Amsterdam. Het feit dat klager enkele jaren geleden deel uitmaakte van de “top 600”-lijst van Amsterdam,
maakt niet dat klager telkens – en uitsluitend – weer geplaatst moet worden in de p.i. Lelystad omdat deze inrichting is “aangewezen voor deze doelgroep”. Klagers moeder is woonachtig in de Zaanstreek. Klager is voornemens zich na zijn detentie bij
haar
vestigen. Het is voor klagers moeder vrijwel onmogelijk om op bezoek te komen in de p.i. Lelystad. Zij heeft klager gedurende de eerste periode in het geheel niet bezocht. Dit maakt het moeilijk om een vruchtbare werkrelatie aan te gaan met de
medewerkers in de p.i. Lelystad. De genoemde einddatum in de afwijzende beslissing is niet juist en de beslissing is onvoldoende zorgvuldig. Voorts is het niet relevant of de opschorting van de v.i. aan klager te wijten is of niet. Klager wil
overgeplaatst worden naar de p.i. Heerhugowaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager staat (nog steeds) geregistreerd in de top-600 van de meest overlastgevende personen in Amsterdam van politie en justitie. Er zijn regievoerders aangesteld om de top-600 gedetineerde te bezoeken en te begeleiden naar een zo goed mogelijke
terugkeer in de maatschappij. Als centraal punt is hiervoor de p.i. Lelystad aangewezen. Uit het negatieve gedrag en het feit dat klager niet teruggekeerd is van verlof, blijkt dat klager zich niet kan houden aan gemaakte afspraken en hierin nog
begeleiding nodig heeft. Binnen de p.i. Lelystad kan hieraan gewerkt worden in samenwerking met de regievoerder. Het gedrag binnen de detentie heeft ertoe geleid dat een (gedeeltelijke) intrekking van de v.i. heeft plaatsgevonden. Het feit dat klager
zich na zijn detentie niet binnen de gemeente Amsterdam wil gaan vestigen, is onvoldoende aanleiding om hem niet in de p.i. Lelystad te plaatsen. Het beleid om een specifieke aanpak te hanteren voor de top-600 gedetineerde weegt zwaarder.

4. De beoordeling
Klager maakt deel uit van de zogenoemde Top-600 van Amsterdam. Het belang dat klager kan deelnemen aan een programma dat is gericht op een succesvolle resocialisatie van deze groep gedetineerden weegt zwaar. Een verzoek tot overplaatsing om bezoek te
kunnen ontvangen is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor overplaatsing. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven