Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4361/GB, 10 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4361/GB

Betreft: [klager] datum: 10 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 11 augustus 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Middelburg. Op 29 september 2014 werd hij overgeplaatst naar de p.i. Grave. Op 10 december 2014 werd klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is genomen in strijd met artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Tevens is de beslissing in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Klager wil een financiële tegemoetkoming ontvangen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 10 december 2014 onmiddellijk in vrijheid gesteld. De beroepsgronden zijn komen te vervallen.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie zal het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2. De beroepscommissie stelt eerst vast dat geen sprake is van de oplegging van een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 50 van de Pbw. Uit het selectieadvies van 11 september 2014 blijkt dat de directeur van de p.i. Middelburg aan de
selectiefunctionaris heeft verzocht om klager over te plaatsen. De selectiebeslissing tot overplaatsing naar de p.i. Grave en de bestreden beslissing zijn genomen door de selectiefunctionaris.

4.3. De bestreden beslissing van 18 november 2014 van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris
in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens in het selectieadvies van 11 september 2014, niet geschikt kon worden geacht voor een verder verblijf in de p.i. Middelburg. Zo zijn er verschillende
incidenten geweest met het personeel en met medegedetineerden. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven