Nummer: 14/3853/GB
Betreft: [klager] datum: 9 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.B.A. Acda, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 9 januari 2015 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 28 maart 2012 gedetineerd. Hij verbleef sinds 2 april 2014 in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) locatie Westlinge te Heerhugowaard. Bij beslissing van 25 augustus 2014 is klager geselecteerd voor de p.i. Lelystad.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 31 juli 2014 was klager aanwezig bij een zitting van het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch en na terugkomst in de inrichting is omstreeks 17.30 een urinecontrole (uc) afgenomen. De dag daarvoor had klager ook een uc gehad en de uitslag was toen
negatief. De piw’er van de locatie Westlinge had tegen klager gezegd dat pas de dag na de zitting een uc zou worden afgenomen. Volgens klager was er dan niets aan de hand geweest. Er is een herhalingsonderzoek en een bevestigingsonderzoek verricht.
Klager is het er niet mee eens dat in deze onderzoeken niet op aanwezigheid van drugs is getest. Er is alleen op het
kreatininegehalte getest en dat was al bekend. Klager is bekend met de regels omtrent druggebruik in de inrichting.
Klager heeft zelf het intakegesprek bij Novadic Kentron geregeld. Behandeling bij Novadic was volgens klager aangewezen vanwege zijn gedragsproblemen en niet vanwege zijn drugsproblematiek. Klager stelt dat hij erg kwaad kan worden en dan heeft hij
behoefte aan een joint. Op 9 januari 2015 zal klager met verlof gaan en volgende week krijgt hij een enkelband.
Namens klager is aangevoerd dat klager op 31 juli 2014 veel heeft gedronken. Hij was zenuwachtig voor de zitting en is ook veel naar het toilet gegaan. Klager ontkent met klem verdovende middelen te hebben gebruikt en gefraudeerd te hebben bij de test.
Door het uitvoeren van een uc, zo laat op de dag kan er een laag kreatininegehalte ontstaan. De overplaatsing is niet proportioneel.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wordt verdacht van overtreding van de Opiumwet. De fictieve einddatum is bepaald op 16 september 2015. Klager is op 2 april 2014 vanuit de locatie Sittard overgeplaatst naar de locatie Westlinge. Uit het selectieadvies van 25 augustus 2014 van
de
locatie Westlinge blijkt dat op 31 juli 2014 bij klager een uc is afgenomen waarbij hij laag scoorde op kreatinine (1,4 mmol/l). Klager heeft een herhalings- en een bevestigingsonderzoek aangevraagd. De uitslag bleef echter onveranderd. De
consequenties
het aanleveren van waterige urine voor een controle staan beschreven in het Drugsontmoedigingsbeleid. Klager is vervolgens overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad. Klager is bekend met middelengebruik gezien het feit dat in het detentie &
re-integratieplan (D&R) een individuele ambulante behandeling bij Novadic Kentron is opgenomen.
4. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat klager op 31 juli 2014 ten behoeve van een uc urine met een te laag kreatininegehalte (1,4 mmol/l) heeft afgegeven. Uit het ‘Drugsontmoedigingbeleid in penitentiaire inrichtingen’ uit 2008 volgt dat het inleveren van urine
met
een kreatininegehalte van minder dan 2.0 mmol/l duidt op fraude. Fraude bij een urinecontrole wordt gelijkgesteld met het gebruik van harddrugs en bij harddrugsgebruik in een b.b.i. volgt directe terugplaatsing naar een gesloten inrichting. Van
bovengenoemd uitgangspunt kan slechts in bijzondere omstandigheden worden afgeweken. De beroepscommissie is van oordeel dat in het onderhavige geval daarvan niet is gebleken.
Bij beslissing van 24 december 2014 is klager geselecteerd voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.) met elektronisch toezicht. Het p.p. is ingegaan op 16 januari 2015 en klager is administratief ondergebracht bij de PIA (penitentiaire
inrichtingen administratief) van de locatie Roermond. De fictieve einddatum van detentie is gesteld op 16 september 2015.
Gezien het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 februari 2015.
secretaris voorzitter