Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4804/GB, 6 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4804/GB

Betreft: [klager] datum: 6 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 26 april 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep – zakelijk weergeven – als volgt toegelicht.
Klager twijfelt aan de onpartijdigheid van de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris gaat telkens uit van de adviezen van de inrichting en van het Openbaar Ministerie (OM). Deze adviezen zijn onjuist. Klager heeft tegen een officier van justitie
aangifte gedaan wegens smaad. Het OM heeft deze aangifte in behandeling genomen. Klager is niet teruggekeerd van zijn verlof, omdat hij door justitie werd gechanteerd en in zijn beleving werd afgeperst. Op 28 januari 2015 heeft de rechtbank Zwolle de
verhoging op klagers boetes onrechtmatig verklaard. Het CJIB heeft klager deze verhogingen opgelegd en hierdoor moet klager zijn voorwaardelijke straf uitzitten. De chantage en afpersing blijken ook uit de uitspraak van een p.i.w.-er. Deze p.i.w.-er
heeft gezegd dat hij er is om de maatschappij te beschermen tegen mensen zoals klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager wil worden overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer omdat hij zich gediscrimineerd voelt door een opmerking van een p.i.w.-er van de locatie Zwolle Zuid 1. Deze situatie leent zich niet voor overplaatsing. Er dient dan ook een
gesprek plaats te vinden tussen klager en de p.i.w.-er. Vanuit de locatie Zwolle Zuid 1 is ook geen actie ondernomen om de relatie tussen klager en de p.i.w.-er te herstellen. Klager woont in de regio Zwolle en zijn gevangenisstraf is bijna ten einde.
Vanuit de regio Zwolle dient te worden gewerkt aan activiteiten die gericht zijn op klagers terugkeer in de maatschappij. Klager heeft geen enkele binding met de regio Zoetermeer en een overplaatsing zal geen positieve invloed hebben op klagers
terugkeer in de maatschappij.

3.3. In het selectieadvies van de locatie Zwolle Zuid 1 van 16 december 2014 staat dat klager geneigd is de oorzaak van een probleem neer te leggen bij anderen. Klager voelt zich gediscrimineerd nu een p.i.w.-er tegen hem zou hebben gezegd dat DJI
ook de taak heeft om mensen binnen te houden, zodat deze hun straf uit kunnen zitten. De directeur heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, omdat er min of meer een onwerkbare situatie is ontstaan en het voor de inrichting niet
langer
mogelijk is klager te helpen richting een delictsvrije toekomst.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat er sprake is van een onwerkbare situatie of van een benadelende behandeling van klager door het inrichtingspersoneel, waardoor een overplaatsing geboden is.
Niet gebleken is dat is getracht door middel van een gesprek de situatie op te lossen. Bovendien verblijft klager in een inrichting die is gelegen in de regio Zwolle waar klager woont en komt er binnen afzienbare tijd een einde aan de detentie van
klager. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 6 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven