Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0211/SGB, 30 januari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:30-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/211/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 30 januari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S. Koumans, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Ciro Expertisecentrum voor chronisch orgaanfalen te Horn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 20 januari 2015 tot plaatsing van verzoeker in de gevangenis
van de locatie Sittard.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift van 26 januari 2015, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 28 januari 2015.

1. De beoordeling
In beginsel kan, gelet op het bepaalde in artikel 73, vierde lid van de Pbw, gelezen in verband met artikel 66, eerste lid van de Pbw, pas schorsing worden verzocht als de selectiefunctionaris het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker
tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering in die gevallen waarin de beslissing van de selectiefunctionaris lang op zich laat wachten of in die gevallen waarin sprake is van uitzonderlijke
omstandigheden. Naar het oordeel van de voorzitter is sprake van uitzonderlijke omstandigheden, doordat zijn plaatsing in de locatie Sittard aanstaande is, namelijk op 10 februari 2015. Op dat moment is zijn longrevalidatieprogramma in het Ciro
expertisecentrum voor chronisch orgaanfalen beëindigd en verloopt ook de ten behoeve daarvoor verleende strafonderbreking. Verzoeker kan derhalve worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat de voorgenomen plaatsing voor advies is voorgelegd aan de medisch adviseur van het BIMA, die op 15 december 2014 heeft
geadviseerd klager dichter bij zijn woonplaats te plaatsen. Indien er toch verslechtering van de toestand plaatsvindt, kan volgens de medisch adviseur de ventilatie in de locatie Sittard worden aangepast of verzoeker worden overgeplaatst naar het
JCvSZ.
De voorzitter gaat er vanuit dat in de locatie Sittard bij het opstellen van het activiteitenprogramma voor verzoeker - voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is en niet afdoet aan de aard van de detentie - rekening zal worden gehouden met de
specifieke
eisen van de nazorg. De behandelend artsen geven gemotiveerd aan waarom dit nazorgtraject zich niet verhoudt met een voortzetting van de detentie. De voorzitter geeft de selectiefunctionaris in overweging bij zijn nog te nemen beslissing op het
bezwaarschrift van verzoeker nader op dit aspect in te gaan. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.C. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris
op 30 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven