Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4022/GB, 5 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4022/GB

Betreft: [klager] datum: 5 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 7 juni 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

2.2. Bij uitspraak van 27 januari 2015, met nummer 14/2835/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 4 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter
bij
de p.i. Nieuwegein betreffende de beslissing van 16 juli 2014 tot terugplaatsing naar het basisprogramma, gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager had om overplaatsing gevraagd in verband met zijn resocialisatie. Klager zou hiervoor al in april/mei in aanmerking kunnen komen. Klager is ook al tweemaal met verlof gegaan en dat is zonder problemen verlopen. Het is onjuist dat klager zijn
deelname aan TR heeft beëindigd. Klager heeft verzocht om deel te nemen aan TR, maar dat verzoek is door de p.i. afgewezen. De directeur heeft zich gebaseerd op verouderde informatie, nu het reclasseringsadvies dateert van 11 september 2013. Daarnaast
is op het formulier beëindigen deelname TR een verkeerde fictieve einddatum gehanteerd. Klager heeft in hoger beroep tien maanden minder straf opgelegd gekregen, waardoor het voorgestelde behandeltraject door de reclassering überhaupt niet haalbaar is.
De directeur heeft op onzorgvuldige wijze beslist klager terug te plaatsen naar het basisprogramma. Klager wil wel degelijk meewerken aan zijn re-integratie, maar daarvoor wordt geen reële kans geboden. Uit het selectieadvies blijkt dat klager zeer
goed
gedrag vertoont, maar hij kan door plaatsing in het basisprogramma niet verder faseren. Een twistpunt over een gedateerd reclasseringsadvies staat daaraan in de weg. Voorts wordt inhoudelijk verwezen naar de gronden van de beroepszaak met nummer
14/2835/GA.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In eerste instantie heeft klager ingestemd met deelname aan TR, maar op 3 maart 2014 heeft hij zijn deelname aan TR beëindigd. In het gesprek met de reclassering heeft klager gezegd dat hij het niet eens was met het re-integratieplan. Dit plan bestond
uit een klinische opname bij FPK te Assen. De reclassering ziet de opname als enige mogelijkheid om het recidiverisico te verkleinen. Tevens was in het plan opgenomen om te beginnen met verschillende interventies binnen de p.i. Nieuwegein. Klager heeft
in een brief aangegeven dat hij weer wil deelnemen aan TR, maar dit verzoek is afgewezen omdat klager om de verkeerde reden gemotiveerd is. Inhoudelijk wordt verwezen naar artikel 2 onder c. en d. van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
gedetineerden (hierna: de Regeling). Beide uitsluitingsgronden (plaatsing in het basisprogramma en gedetineerde is gedegradeerd) voor plaatsing in een z.b.b.i. zijn bij klager van toepassing. Nu voornoemde uitsluitingsgronden van toepassing zijn, is
een
juiste beslissing genomen om klager niet in een z.b.b.i. te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit het selectieadvies van 9 oktober 2014 van de p.i. Nieuwegein blijkt dat klager voldoende functioneert in de inrichting. Uit de omtrent klager verstrekte gegevens, zoals hiervoor aangegeven, blijkt onvoldoende van feiten en/of omstandigheden
op grond waarvan klager niet geschikt kan worden geacht voor een verblijf in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen detentiefasering. Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt niet van
openstaande zaken en de politie heeft geen bezwaar tegen het opgegeven verlofadres. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat de aangevoerde omstandigheden inzake het niet deelnemen aan TR en de plaatsing in het basisprogramma
onvoldoende
zwaarwegende argumenten zijn om klager niet te laten doorfaseren. Temeer nu de beroepscommissie in haar uitspraak van 27 januari 2015 heeft beslist dat de beslissing van de directeur hieromtrent niet met voldoende zorgvuldigheid tot stand is gekomen.
De
op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden
vernietigd. Gezien de einddatum van klagers detentie van 9 maart 2015, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Hierbij gaat zij uit van de periode die ligt tussen de datum van de bestreden beslissing en
klagers einddatum van de detentie (vijf maanden). Zij beslist als volgt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 375,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 5 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven