nummer: 14/3874/GA
betreft: [klager] datum: 19 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 oktober 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.D.M. Schepers, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting, [...], gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, omdat klager een dekbed op zijn cel had dat niet op zijn naam geregistreerd stond en hij zich daarmee onrechtmatig rijkseigendom had
toegeëigend;
b. de terugplaatsing van klager in het basisprogramma vanwege de onder a. genoemde gedraging.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager had het dekbed al een tijd in bezit. Hij heeft het gekregen van een medegedetineerde met de bijnaam Pino toen
die medegedetineerde de inrichting verliet. Gedetineerde U. kan dit bevestigen. Klager verzoekt om getuigen, waaronder U., te horen. Verder is klager van mening dat onvoldoende duidelijk was dat hij geen dekbed op cel mocht hebben. Bij binnenkomst is
aan klager alleen een samenvatting van de huisregels uitgereikt. Ook is een dekbed in andere inrichtingen wel toegestaan. Voorts bevinden zich met regelmaat spullen uit andere inrichtingen in de p.i. Vught. Klager heeft goederen uit andere inrichtingen
verzameld om dit aan te tonen. Ook is klager er achter gekomen hoe de dekbedden de inrichting zijn binnen gekomen. Een Chinese jongen uit de wasserij heeft de dekbedden verkocht. Het is dan ook wel degelijk mogelijk te achterhalen waar de dekbedden
vandaan komen. Ook zijn andere gedetineerden niet gestraft voor het in het bezit hebben van een dekbed. De disciplinaire straf is ten onrechte hoger dan de standaardsanctie van drie dagen. Klager was reiniger en hij was op dat moment niet, zoals de
beklagcommissie heeft overwogen, werkzaam in de wasserij. Dat klager werkzaam zou zijn in de wasserij heeft dan ook ten onrechte een rol gespeeld bij bepaling van de hoogte van de straf. Klager betwist dat hij heeft erkend dat hij op de hoogte was van
de regel dat een dekbed niet is toegestaan.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager was reiniger, maar dat was geen reden om hem zwaarder te straffen dan de andere gedetineerden bij wie een dekbed is
aangetroffen. De directeur heeft een aantal dagen onderzoek verricht. Klager gaf aan dat hij wist dat hij geen dekbed op cel mocht hebben, maar dat hij het dekbed van Pino had gekregen. Het dekbed is door een medewerker van de wasserij geïdentificeerd
als een dekbed uit een andere inrichting die in de p.i. Vught wordt gewassen. Klager is inderdaad louter vanwege de toe-eigening en het ongeoorloofd bezit van het dekbed gedegradeerd.
3. De beoordeling
Klager heeft de beroepscommissie verzocht getuigen, waaronder medegedetineerde U., te horen. De beroepscommissie acht zich op basis van het verhandelde ter zitting en de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst dit verzoek
daarom af.
a.
Vaststaat dat klager een dekbed in zijn bezit had en dat het bezit van een dekbed op grond van de huisregels van de p.i. Vught niet is toegestaan. De beroepscommissie acht onvoldoende aannemelijk geworden dat klager dit dekbed als medewerker in de
wasserij zich heeft toegeëigend. Nu echter vast staat dat klager het dekbed illegaal in bezit had, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid aan klager een disciplinaire straf kon opleggen. Zij acht echter een disciplinaire
straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel disproportioneel en is van oordeel dat de directeur had dienen te volstaan met een straf van drie dagen. Zij zal het beroep dan ook gegrond verklaren voor zover de
disciplinaire straf meer dan drie dagen bedraagt, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen, het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren en klager een tegemoetkoming van € 30,= toekennen.
b.
De beklagcommissie heeft geen oordeel gegeven over de terugplaatsing van klager in het basisprogramma. De beroepscommissie zal dit beklagonderdeel om proceseconomische redenen in eerste en enige instantie afdoen.
Klager is bij beslissing van 6 oktober 2014 teruggeplaatst in het basisprogramma omdat hij een dekbed op cel had dat niet op zijn naam geregistreerd stond. In de bestreden beslissing is vermeld dat klagers gedrag en motivatie zijn beoordeeld als “dit
kan beter-gedrag (oranje)” of “ongewenst gedrag (rood)”. Niet duidelijk is dus of klagers gedrag is beoordeeld als ofwel “rood” ofwel “oranje” gedrag. Voorts ontbreekt een verslaglegging van klagers gedrag in de inrichting en ook is niet gebleken van
een afweging waarbij de gewraakte gedraging is afgewogen tegen klagers gedrag gedurende zijn gehele detentie. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot terugplaatsing in het basisprogramma onvoldoende is
gemotiveerd. De beslissing kan dan ook niet in stand blijven. Het beroep ten aanzien van b. zal dan ook gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een
tegemoetkoming worden toegekend van € 30,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. gegrond, voor zover de disciplinaire straf meer dan drie dagen bedraagt, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij
verklaart het beroep ten aanzien van a. voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de in zoverre en verklaart het beklag ten aanzien van b. alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 60,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. W.J. Schudel en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 februari 2015
secretaris voorzitter