Nummer: 14/4359/GB
Betreft: [klager] datum: 19 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.M.S. Bal, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 21 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager en zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager zijn op 23 januari 2015 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 1 oktober 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1. Op 10 oktober 2014 is hij geplaatst op de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager had net zijn boodschappen gehad en wilde gaan koken. Hij liep de gang op toen hij ineens werd geslagen. Hij gooide zijn spullen op de grond en heeft met
de medegedetineerde gevochten. Klager heeft hem geschopt en wilde hem ook schoppen. De medegedetineerde duwde zichzelf naar achter. In het verslag is vermeld dat het personeel op het rumoer af kwam. Hieruit volgt dat er iets aan het incident vooraf is
gegaan. Er zijn geen camerabeelden van het incident, de medegedetineerde is niet gehoord en evenmin zijn andere medegedetineerden gehoord. De medegedetineerde met wie klager heeft gevochten, mocht de volgende dag alweer uit de isoleercel. Voorts is
geen
sprake van een patroon van incidenten. Klager is thans gedetineerd voor de beroving uit 2013. Het incident dat heeft geleid tot de overplaatsing naar de BPG-afdeling is het tweede incident tijdens de huidige detentie. Ten aanzien van het incident in
augustus 2014 geeft klagers raadsvrouw aan dat klager toen niet echt heeft gevochten. Hij heeft bij het personeel aangegeven dat als het zo doorging, het op een confrontatie zou kunnen uitlopen. Klager verklaart dat hij zichzelf heeft verdedigd. Het
slachtoffer viel hem aan. Gebleken is dat klager zichzelf heeft verdedigd.
Klager is in de afzonderingscel geplaatst, “op rood geplaatst” en vervolgens op de BPG-afdeling geplaatst, Dit dient als disproportioneel te worden aangemerkt. Ten slotte is de beslissing op bezwaar niet goed gemotiveerd. Op basis van de juiste
informatie was het bezwaar wellicht wel gegrond verklaard. Klager wil graag weer terug naar de p.i. Zwolle.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de beslissing op bezwaar is abusievelijk een gebeurtenis gedurende een vorige detentie vermeld. Dit had niet mogen gebeuren en de
selectiefunctionaris betreurt dit. Hoewel in de beslissing op bezwaar abusievelijk de verkeerde motivering is vermeld, is de selectiefunctionaris van mening dat het bezwaar wel degelijk terecht ongegrond is verklaard. Klager is op de BPG-afdeling
geplaatst, omdat hij voortdurend in conflictsituaties terecht komt. In de p.i. Zwolle heeft dit tot twee keer toe geleid tot ernstige incidenten. Daarvoor dreigde het in de p.i. Almelo ook op een escalatie uit te draaien. Klager heeft in toenemende
mate
geweld gebruikt naar medegedetineerden. Het risico voor medegedetineerden is volgens de directeur van de p.i. Zwolle dusdanig groot dat men niet kan instaan voor de veiligheid van medegedetineerden. Plaatsing op een BPG-afdeling is naar de mening van
de
selectiefunctionaris dan ook op zijn plaats.
4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
4.3. De beroepscommissie stelt vast dat in de beslissing op bezwaar is verwezen naar een incident dat heeft plaatsgevonden tijdens klagers vorige detentie en in verband waarmee klager thans is gedetineerd. Nu de selectiefunctionaris in de reactie op
het beroepschrift heeft aangegeven dat dit ten onrechte is gebeurd, maar hij nog steeds van mening is dat het bezwaar terecht ongegrond is verklaard, zal de beroepscommissie hier verder geen gevolgen aan verbinden.
4.4. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Zwolle van 8 oktober 2014 blijkt dat aan klager op 15 augustus 2014 een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel is opgelegd, in verband met een vechtpartij met een
medegedetineerde (het slachtoffer in de zaak waarvoor klager thans is gedetineerd). Voorts is aan klager op 3 oktober 2014 een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel opgelegd wegens mishandeling van een medegedetineerde.
Gebleken
is dat het door klager ingediende beklag tegen laatstgenoemde disciplinaire straf door de beklagcommissie van de p.i. Zwolle bij uitspraak van 22 december 2014 ongegrond is verklaard. Klager heeft hiertegen beroep ingediend, maar op dit beroep is nog
geen uitspraak gedaan, zodat vooralsnog van de ongegrondverklaring van het beklag dient te worden uitgegaan. De directeur van de p.i. Zwolle heeft de selectiefunctionaris geadviseerd klager op een BPG-afdeling te plaatsen, omdat de mishandeling van 3
oktober 2014 in het delictpatroon van klager past, het binnen de huidige detentie de tweede keer is dat klager een geweldsdelict heeft gepleegd en klager zijn huidige detentie heeft te wijten aan een gewelddadige beroving binnen detentie. De
beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris voornoemde omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid heeft kunnen aanmerken als een contra-indicatie als vermeld onder 4.2. Derhalve kan de beslissing om klager op de
BPG-afdeling van de p.i. Vught te plaatsen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 februari 2015
secretaris voorzitter