Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4227/GB, 11 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4227/GB

Betreft: [klager] datum: 11 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 16 april 2008 gedetineerd. Hij heeft verbleven in meerdere inrichtingen. Voor het laatst verbleef klager in de locatie Esserheem te Veenhuizen. Vanuit deze inrichting is op hij 3 juni 2014 overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting
(p.i.) Almere.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou in de locatie Esserheem gedetineerden bedreigd en geïntimideerd hebben. Een medegedetineerde heeft aangifte gedaan. Deze aangifte is geseponeerd. Het overplaatsingsverzoek is afgewezen omdat de selectiefunctionaris geen vertrouwen heeft in
een ongestoord verblijf in de locatie Norgerhaven, nu deze locatie identiek is aan de locatie Esserheem. Dit ondanks het positieve gedrag dat klager heeft laten zien in de p.i. Almere. Klager functioneerde goed in de locatie Esserheem. Hij heeft daar
geen enkel rapport ontvangen en was zelfs reiniger. Zelfs de vermeende beschuldigingen hebben niet geleid tot een straf of ordemaatregel. De beschuldigingen zijn onterecht. Klager verblijft ruim vijf maanden in de p.i. Almere en er is sindsdien geen
nadere onderbouwing verschenen waarop de overplaatsing is gegrond. Het onderzoek is ondeugdelijk geweest en (eventuele) onderzoeksresultaten zijn onbekend gebleven. Klagers vriendin is in de omgeving van de locatie Norgerhaven woonachtig en kan daar
makkelijker op bezoek komen met hun pasgeboren kindje. Klager heeft zijn kind slechts driemaal gezien. Het kindje heeft te kampen gehad met de nodige gezondheidsklachten waardoor lang reizen zeer ongewenst was. De vriendin kan niet meer op bezoek komen
in de p.i. Almere. Daarbij sluiten de opleidingsmogelijkheden in de locatie Norgerhaven goed aan bij de wensen van klager en zijn toekomstperspectief. De einddatum begint in zicht te komen en klager wil zich zo goed mogelijk voorbereiden op zijn
terugkeer in de maatschappij door het volgen van diverse opleidingen. Voorts wordt opgemerkt dat in het selectieadvies onzorgvuldigheden staan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de verslaglegging blijkt dat er vanaf december 2013 geregeld geluiden zijn geweest in de locatie Esserheem inhoudend dat klager werd aangewezen als de persoon die medegedetineerden bedreigt en intimideert en zich bezighoudt met drugshandel. De
medegedetineerden waren angstig voor represailles van klager. Dit uitte zich onder andere in verzoeken tot plaatsing in een afzonderingscel en het weigeren om verklaringen van intimidatie en bedreiging te ondertekenen. De incidenten inzake bedreigingen
en intimideren zijn aantoonbaar geacht. Hierdoor wordt klager niet geschikt geacht voor een verblijf in een inrichting met relatief veel vrijheid. De locaties te Veenhuizen zijn locaties met relatief veel vrijheid en massaliteit. De uitplaatsing is
recent en door toedoen van klager zelf. Er is geen reden om aan klagers overplaatsingsverzoek tegemoet te komen.

3.3. Uit het selectieadvies van 31 oktober 2014 van de p.i. Almere blijkt dat klager in de locatie Esserheem veelvuldig genoemd werd bij incidenten. Dit heeft vanaf november 2013 geleid tot een overplaatsingsverzoek door vier medegedetineerden. In
december 2013 hebben twee medegedetineerde afzonderlijk van elkaar verzocht om voor hun eigen veiligheid afgezonderd te worden. Een van deze gedetineerden is op eigen verzoek overgeplaatst naar een andere inrichting. Ook is tussen twee groepen
rivaliteit ontstaan. Later is gebleken dat een medegedetineerde via zijn vrouw in totaal € 250,= heeft laten overmaken op de rekening van klager. In december 2013 heeft een derde medegedetineerde aangegeven dat hij werd bedreigd door klager. In januari
2014 heeft een vierde gedetineerde verzocht om afgezonderd te worden voor zijn veiligheid omdat hij problemen had met klager. Deze gedetineerde is ook overgeplaatst op eigen verzoek en heeft aangifte van bedreiging gedaan. Klager heeft hierover bij het
personeel verklaard dat hij wel eens geld uitleent in de vorm van telefoonkaarten en dat een medegedetineerde een gokschuld heeft bij klager. In april 2014 en mei 2014 zijn er nog drie afzonderlijke incidenten geweest tussen klager en drie (andere)
medegedetineerden. Ook toen heeft een medegedetineerde aangifte gedaan wegens bedreiging door klager.

4. De beoordeling
4.1. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens, niet geschikt kan worden geacht voor een inrichting met relatief veel vrijheden. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de
bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven