Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0134/SJZ, 22 januari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:22-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/134/SJZ

betreft: [verzoeker] datum: 22 januari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. Drs. R.H.P. Feiner namens

[...], verder verzoeker te noemen, ten tijde van het verzoek verblijvende in de jeugdzorginstelling Horizon, locatie ’t Anker te Harreveld.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 6.5.2, eerste lid van Jeugdwet, de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de jeugdhulpaanbieder bij de gesloten accommodatie Horizon, locatie De Vaart te Sassenheim van 6 januari
2015,
inhoudende tijdelijke overplaatsing naar de gesloten accommodatie Horizon, locatie ’t Anker te Harreveld, als bedoeld in artikel 29o, tweede lid, Wjz; de voorzitter leest dit als artikel 6.3.1, tweede lid, onder c, Jeugdwet, nu deze wet op 1 januari
2015 in werking is getreden en de Wjz niet meer geldig is voor beslissingen die vanaf 1 januari 2015 worden genomen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 7 januari 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de jeugdhulpaanbieder bij de gesloten accommodatie Horizon, locatie De Vaart van 21 januari 2015.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de jeugdhulpaanbieder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht
en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen de klacht is ingediend in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere)
tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Weliswaar heeft verzoeker aangevoerd dat de beslissing in strijd met artikel 5 EVRM is genomen omdat de op 10 december 2014 afgegeven machtiging gesloten jeugdzorg geldig is tot 1 februari 2015 en er niet zonder meer van uit mag worden gegaan dat
verzoekers verblijf in de gesloten jeugdzorg daarna zal worden voortgezet. De maatregel is echter opgelegd op het moment dat de bedoelde machtiging geldig is en verzoeker rechtmatig is ingesloten. Uit de inlichtingen namens de jeugdhulpaanbieder van
Horizon, locatie De Vaart, komt naar voren dat inmiddels een verlenging van de machtiging is aangevraagd en dat dit verzoek op 26 januari 2015 door de kinderrechter zal worden behandeld.
Namens verzoeker is verder aangevoerd dat slechts sprake is van een voorlopig perspectiefplan en dat de tijdelijke overplaatsing niet in een hulpverleningsplan is opgenomen. In het voorlopig perspectiefplan van 20 november 2014, dat geldt zolang geen
definitief hulpverleningsplan is opgesteld, is echter onder 3.2 opgenomen dat verzoeker, als hij zich niet aan de met hem gemaakte afspraken in het kader van het behandeltraject ‘hand in hand’ houdt, tijdelijk wordt overgeplaatst naar de locatie ’t
Anker. Uit de door de jeugdhulpaanbieder van Horizon, locatie De Vaart verstrekte inlichtingen komt naar voren dat verzoeker zich niet aan de bedoelde afspraken heeft gehouden. Zo liet verzoeker zelfbepalend gedrag zien, nam hij zijn agressiedempende
medicatie niet in en heeft op 5 januari 2015 een incident plaatsgevonden, waarbij verzoeker verbaal agressief was en met een mes heeft geprobeerd de deur van het personeelskantoor te openen. Er kan dan ook naar het voorlopig oordeel van de voorzitter
niet gezegd worden dat de beslissing waartegen de klacht is ingediend in strijd is met de wet of verdrag dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van
die beslissing.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.C. Koens, voorzitter, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 22 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven