Nummer: 14/4554/GB
Betreft: [klager] datum: 23 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld
traject) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 28 juli 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Roermond.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is gebaseerd op een reclasseringsadvies dat op een onjuiste manier tot stand is gekomen en innerlijk tegenstrijdig is. Klager heeft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught met een psycholoog gesproken. Deze psycholoog is van
oordeel dat ambulante hulp voldoende is en heeft geen bezwaar tegen het plaatsen van klager in een z.b.b.i. De reclassering heeft echter een klinische behandeling geïndiceerd. De psycholoog van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en
Psychologie (NIFP) stelt dat er geen indicatie aanwezig is voor een klinische behandeling en begrijpt dan ook niet hoe de reclassering tot deze conclusie is gekomen en waarom de selectiefunctionaris dit heeft overgenomen, zonder dat een indicatie is
gesteld door een psychiater of psycholoog. Een enkele degradatie van klager is onvoldoende om klager niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een z.b.b.i. Bovendien verblijft klager inmiddels weer in het plusprogramma.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De door de reclassering geïndiceerde klinische behandeling van klager is komen te vervallen. Klagers recidiverisico en de kans op letselschade worden ingeschat als hoog. Op verschillende leefgebieden zijn problemen geconstateerd. Hier moet door middel
van een ambulante behandeling aan worden gewerkt. Een gefaseerde terugkeer in de maatschappij wordt noodzakelijk geacht. In een z.b.b.i. wordt niet expliciet gewerkt aan de problematiek en er is tijdens de regimesgebonden verloven onvoldoende toezicht
aanwezig, waardoor een plaatsing in een z.b.b.i. niet op zijn plek is. Klagers casemanager in de locatie Roermond heeft aangegeven dat op grond van klagers positieve gedrag en het advies van de psychiater het plan is om klager gedurende het laatste
jaar
van zijn detentie deel te laten nemen aan een p.p. Dan kan hij deelnemen aan een ambulante verzorging en door middel van gecontroleerde en gefaseerde vrijheden terugkeren in de maatschappij. De selectiefunctionaris staat positief tegenover een deelname
van klager aan een p.p., waarbij hij de nodige begeleiding en toezicht zal krijgen.
4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Uit het selectieadvies van de p.i. Vught van 31 oktober 2014 blijkt dat klagers recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat klager is gepromoveerd en dat hij een goedgekeurd verlofadres heeft. De
reclassering heeft blijkens het selectieadvies geadviseerd klager deel te laten nemen aan een p.p. maar acht het noodzakelijk dat hij eerst een klinische behandeling ondergaat. Klager heeft echter een rapport van een psychiater, dhr. M., van 12
december
2014 van het NIFP overhandigd. De psychiater adviseert: “Op grond van mijn onderzoek, waarbij ik ook alle beschikbare stukken heb beoordeeld met daarin diverse beoordelingen door psychiaters en psychologen in de afgelopen jaren, kom ik tot de conclusie
dat er bij betrokkene geen indicatie aanwezig is voor een klinische behandeling. Onduidelijk is waarom de reclassering wel tot deze conclusie is gekomen en ook waarom de selectiefunctionaris dit advies blijkbaar heeft overgenomen, zonder dat daartoe
een
indicatie is gesteld door een psychiater of psycholoog. Geadviseerd wordt om betrokkene in aanmerking te laten komen voor een p.p. waarbij hem geleidelijk vrijheden worden geboden en waarbij dan ook de optie mogelijk is van een ambulante behandeling
die
zich dan vooral zal moeten richten op zijn verslavingsproblematiek en het vervolgen van zijn medicatiegebruik.” Nu uit het voorgaande volgt dat de psychiater klinische behandeling niet noodzakelijk acht, is de beroepscommissie van oordeel dat de
selectiefunctionaris de bestreden beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen
met inachtneming van deze uitspraak binnen twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager
geen
tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 23 februari 2015
secretaris voorzitter