Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3693/TA, 14/3817/TA en 14/4075/TA, 20 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 14/3693/TA, 14/3817/TA en 14/4075/TA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van drie bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door respectievelijk mr. A.L. Louwerse,
namens

[...], verder te noemen klager, en

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray,

gericht tegen twee uitspraken van 22 september 2014 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn met betrekking tot 14/3693/TA gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

De behandeling van deze zaak is bij tussenuitspraak van 5 januari 2015 aangehouden tot de zitting van 30 januari 2015 teneinde het hoofd van de inrichting gelegenheid te geven de beroepscommissie nadere informatie te verschaffen en de zaak
tegelijkertijd te doen behandelen met de zaken 14/3817/TA en 14/4075/TA.

Op 19 januari 2015 is op het secretariaat van de Raad de gevraagde informatie ontvangen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het uitblijven van een behandelplan en van behandeling;
b. de separatie/afzondering van klager ingaande op 11 april 2014 voor de duur van twee dagen;
c. de afzondering van klager ingaande op 30 april 2014 en eindigend op
9 mei 2014;
d. de afzondering van klager ingaande op 11 juni 2014 en eindigend op
20 juni 2014.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag vermeld onder a., het beklag vermeld onder b. op formele grond gegrond verklaard, terzake geen tegemoetkoming toegekend, en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de
gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a: De beklagcommissie heeft geen uitspraak gedaan over het te laat uitreiken van het behandelplan, terwijl dit onderdeel wel in het beklag is opgenomen.
Het behandelplan van maart 2014 is niet aan klager uitgereikt. Hij heeft er meermalen om gevraagd. Het behandelplan is ook nooit ondertekend door klager en hij mocht niet bij de behandelbespreking aanwezig zijn. Hem is gezegd dat hij het behandelplan
niet kreeg omdat het nog niet definitief was.
Hij heeft acht maanden geen behandeling gehad. Aanvullend diagnostisch onderzoek moest nog plaatsvinden en is nog steeds niet voltooid. Pas bij aanvang van het diagnostisch onderzoek, dat na acht maanden startte, heeft klager voor het eerst met een
psychiater gesproken. Het is dus onjuist dat klager al op 22 januari 2014, toen hij nog pas kort in de inrichting verbleef, een psychiater heeft gesproken. De doelstellingen als vermeld in het behandelplan zijn niet gerealiseerd. Er is alleen sprake
van
sociotherapeutische interventie. Hij heeft nooit een Libermantraining gehad, wel een delictanalyse vanaf november 2013. Klager wil wel meewerken aan een IQ-test maar dan een cultuurvrije, anders begrijpt hij sommige woorden niet. Voorts dient nog
diagnostisch onderzoek plaats te vinden naar seksuele stoornissen, mede in verband met het eventuele gebruik van libidoremmende medicatie.
b: De ruimte in de separeergang was een isolatiecel en geen afzonderingskamer. De tv was in de muur bevestigd en zat in plastic. Er lag verder alleen een matras op de grond en het was er vies. Klagers verblijfsruimte is altijd schoon. Klager dient een
tegemoetkoming van € 10,= te worden toegekend voor de formele gegrondverklaring. Voorts is het beklag inhoudelijk gegrond: de afzondering in een ruimte op de separeergang was disproportioneel aangezien klager zich correct had gedragen.
c: Betwist wordt dat klager verzocht heeft zijn vriendin van zijn belpas te halen. Dat zou ook niet logisch zijn, want veel van zijn klachten gaan juist over het niet mogen bellen met zijn vriendin.
d: Klager had toestemming gekregen te bellen met zijn vriendin maar dit is teruggedraaid. Gezien klagers problematiek is het juist van belang concrete en duidelijke afspraken te maken. Klager is vervolgens tot 20 juni 2014 afgezonderd. Dit is
disproportioneel.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a: Er is een behandelplan opgemaakt op 27 maart 2014. Per abuis is dat niet aan klager uitgereikt. Klagers hoofd behandeling heeft verklaard dat dit behandelplan wel met klager is besproken. Het behandelplan is de basis voor klagers behandeling en
wordt
ook door de sociotherapeuten gebruikt. Klager verblijft sinds 2 juli 2014 op de afdeling Isis. Op de afdeling Luxor heeft klager op 8 januari 2014 contact gehad met het hoofd behandeling, een GZ-psycholoog. Vervolgens heeft klager op 22 januari 2014
contact met een psychiater gehad. De delictsanalyse is in maart 2014 gestart. Begin juni 2014 is getracht bij klager de PCL-R af te nemen maar hij weigerde tot tweemaal toe mee te werken. Op 17 september 2014 is aanvullend diagnostisch onderzoek
gestart. Dat onderzoek is voortijdig door klager afgebroken zodat het niet tot een eindrapport is gekomen. De Libermantraining is vanaf 25 september 2014 en PMT is vanaf 10 november 2014 aangeboden.
b: Klager is afgezonderd in een ruimte op de separatiegang. Dit is niet zwaarder dan afzondering in een afzonderingsruimte. Het is in verband met de gewenste rust op de afdeling dat hij van de afdeling is gehaald. De ruimte waarin klager verbleef, is
ingericht als afzonderingsruimte. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 11/1447/TA d.d. 22 november 2011.
c en d: Gepersisteerd wordt bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. De afzondering was noodzakelijk. Er was sprake van een onveilige situatie.

Op 2 februari 2015 is een schrijven van klagers raadsvrouw met daarbij gevoegd een afschrift van het verlengingsadvies van 12 december 2014 op het secretariaat van de Raad ontvangen.

Op 11 februari 2015 is daarop een reactie namens het hoofd van de inrichting ontvangen die inhoudt dat de intake voor een Libermantraining al langere tijd was geïndiceerd, maar in verband met klagers afwezigheid pas op 25 september 2014 heeft
plaatsgevonden.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a:
Uit de in beroep overgelegde stukken volgt dat tijdig een behandelplan is vastgesteld en met klager is besproken. De omstandigheid dat dit behandelplan niet (tijdig) aan klager is uitgereikt, doet hier niet aan af. Voorts is komen vast te staan dat het
beklag in wezen de wijze van het betrachten van de zorgplicht ten aanzien van de te bieden behandeling betreft. Gelet op het bepaalde in artikel 56, vierde lid, Bvt staat hiertegen geen beklag open. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van
klager
ongegrond verklaren.

Met betrekking tot b:
De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat de afzondering van een verpleegde in een ruimte op de separeergang een afzonderlijke, schriftelijke beslissing vergt indien de opgelegde afzondering in de periode daaraan voorafgaand werd
tenuitvoergelegd in de eigen verblijfsruimte. Daarbij is in aanmerking genomen dat, gelet op het verweerschrift van de inrichting van 28 juli 2014, de afzondering in een ruimte op de separeergang als een zwaardere maatregel wordt of kan worden ervaren
dan de afzondering in de eigen verblijfsruimte.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep van klager en het beroep van het hoofd van de inrichting zullen derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot c en d:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager en het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie met voor wat betreft a. wijziging en b. aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven