nummer: 14/4021/TA
betreft: [klager] datum: 20 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2014 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. S. Marjanovic, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers eigendommen na zijn overplaatsing.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers eigendommen zijn vanuit FPC De Woenselse Poort naar de Oostvaarderskliniek en vervolgens naar de Pompestichting gestuurd. Klager heeft
zijn eigendommen zelf ingepakt. Er is geen paklijst opgemaakt en er was geen pakbon voorhanden. De door klager ingepakte dozen zijn op twee pallets geplaatst. De Pompestichting heeft getekend voor de ontvangst van de twee pallets en daarmee getekend
voor ontvangst van de inhoud van de dozen. De Pompestichting wilde klagers eigendommen niet uitpakken in zijn aanwezigheid. De spullen zijn door personeel uitgepakt achter gesloten deuren. Klager heeft wel op enig moment zijn eigendommen gezien, maar
hij heeft niet alles gekregen. De vermissing van de voorwerpen is dus aan de Pompestichting te wijten.
In FPC Oostvaarderskliniek heeft klager een deel van zijn spullen gekregen, zoals zijn tv. De rest van zijn spullen bleef in het magazijn, gedurende zijn verblijf (van zes weken) in die kliniek.
Het doet klager pijn en verdriet dat erfstukken van zijn vader verdwenen zijn.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het is uitermate vervelend dat klager een deel van zijn eigendommen, waaronder erfstukken, is kwijt geraakt. Omdat van klager
veel
spullen binnen kwamen, konden deze niet in één dag worden gecontroleerd. Klager mocht een aantal spullen meenemen naar zijn verblijfsruimte. De overige spullen zijn in gedeelten, en na controle in een afgesloten ruimte, aan klager gegeven
Geprobeerd is te achterhalen via FPC De Woenselse Poort en FPC Oostvaarderskliniek waar de voorwerpen zijn gebleven die klager miste, maar dat heeft geen resultaat gehad. Niet bekend is waar het is misgegaan. Als het is misgegaan in het traject tussen
FPC De Woenselse Poort en FPC Oostvaarderskliniek kan dat niet aan de Pompestichting worden toegerekend.
De Pompestichting heeft getekend voor ontvangst van twee pallets, niet voor ontvangst van de inhoud van de dozen die bij de Pompestichting niet bekend kon zijn, omdat paklijsten ontbraken. Volgens FPC De Woenselse Poort heeft klager geweigerd
paklijsten
op te stellen. De Pompestichting kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van voorwerpen indien niet vaststaat dat die voorwerpen de inrichting zijn binnengekomen.
In zijn beklag heeft klager niet vermeld dat hij zijn eigendommen heeft gezien in de Pompestichting, daar is hij pas later mee gekomen.
3. De beoordeling
Door de Pompestichting is nader onderzoek ingesteld naar de verzending van de eigendommen van klager van FPC De Woenselse Poort naar FPC Oostvaarderskliniek en vervolgens naar de Pompestichting, maar dit onderzoek heeft geen uitsluitsel gegeven over de
vraag waar de door klager vermiste voorwerpen zijn (achter)gebleven. Die vermissing komt naar het oordeel van de beroepscommissie niet zonder meer voor rekening van de Pompestichting. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de
Pompestichting
niet voor de inhoud van de binnengekomen dozen heeft getekend, maar alleen voor de ontvangst van twee pallets met dozen. De beroepscommissie acht, mede gelet op hetgeen de inrichting heeft betoogd, onvoldoende aannemelijk dat klager zijn eigendommen in
de Pompestichting heeft (kunnen) (ge)zien, in aanmerking genomen dat klager daarover in zijn oorspronkelijke klaagschrift niets heeft opgemerkt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Overigens merkt de beroepscommissie op dat het aanbeveling verdient een meer sluitend systeem dan het in deze zaak toegepaste te ontwikkelen met betrekking tot de ontvangst en het beheer van eigendommen van verpleegden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 februari 2015.
secretaris voorzitter